Hm en mmm
C. Kostelijk - Alkmaar
Als we Van Dale mogen geloven, gebruiken we het tussenwerpsel mmm alleen voor een smaak of een geur die we verrukkelijk vinden. Renate Rubinstein sluit zich daar in haar boek Naar de bliksem? Ik niet uit 1984 bij aan:
... zojuist heeft iemand een gesprek tussen mij en een ander geprobeerd op te schrijven, voor een krant. Ik maak daarin een geluid dat ik schriftelijk weer zou geven als ‘hm’, maar dat door hem beletterd wordt als ‘mmm’, wat in context een eigenaardige beluste indruk maakt.
Mmm blijkt echter naar méér te kunnen verwijzen dan naar de ‘eigenaardige beluste indruk’ waar Rubinstein het over had. Volgens de grote Koenen is mmm ook op zijn plaats bij ‘aarzeling, twijfel’ als je je afvraagt ‘moet dat nou?, vind je?’
Onbelangrijk, deze tussenwerpsels? Integendeel. Voor de waarheidsgetrouwe weergave van gesprekken is een volledig overzicht van de betekenissen nodig. Dat Van Dale dit niet geeft, is waarschijnlijk te wijten aan het ontbreken van mmm in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT). Hm staat wél in het WNT, en ook in Van Dale, mét een goed overzicht van de verschillende betekenissen.
Meer best papieren zijn er niet gedrukt dan juist deze twaalf; anders zou ik U dit erger dan kommenypapier (= papier om zuivelwaren in te verpakken) niet toezenden. Doch vergelijk ons Hollandsch Mediaan papier by dit tuig.
In de onlangs verschenen dertiende uitgave van Van Dale staat nog het voorbeeld ‘tuig van sigaren’, maar een kleine enquête onder mijn collega's van het Woordenboek der Nederlandsche Taal leert dat niemand dat nog zo zou kunnen bezigen. Net zomin als tuig in de betekenis ‘onzin’, die te lezen is in Wolff en Dekens Sara Burgerhart:
Dat gonst, en dat bromt over zottigheden, en wezentlyke zaken laat men zo als zy zyn. Je slagt (= lijkt op) de Dominees, die, als zy haar studeertyd verkwanselt hebben, zulk tuig op den preekstoel brengen, daar het te pas komt als een Olykoek in een Treurspel.
Wonderlijk is dat tegenover deze negatieve betekenissen ook verschillende positieve staan. Zo gebruikt of gebruikte men in Groningen tuig voor ‘de beste, de zondagse kleren’; het dialectwoordenboek van Molema uit 1895 vermeldt: ‘Zij komt in tuug (by ons), zij brengt ons in haar zondagspak een bezoek, zij is opgedirkt.’
En in Zeeland wordt met tuig de klederdracht bedoeld, en dan vooral de bij die klederdracht behorende sieraden. Het beste dialectwoordenboek dat Nederland kent, het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, geeft als voorbeeld: ‘Z'eit d'r beste tuug an’, met als verklaring: ‘ze is op haar paasbest (vooral v. vrouw i.d. plaats. dracht)’.
Een verklaring voor die tegenstelling hebben de oude Romeinen al gegeven toen zij stelden dat een woord zowel ‘in malam partem’ (in slechte zin) als ‘in bonam partem’ (in goede zin) kon voorkomen, zoals we dat in het Nederlands bijvoorbeeld ook zien bij aardig (‘leuk’ én ‘raar’) en bij stout (‘moedig’ én ‘ondeugend’).