Het weze zo
C. Kostelijk-Alkmaar
Lapidair. betekent ‘in steen gehouwen’, en vandaar figuurlijk ‘zoals past bij inscripties, kort, kernachtig’. Hoewel het woord in alle negen edities van Van Dale in deze eeuw voorkomt, zijn er toch velen die het niet kennen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de volgende passage uit Een dag uit het leven van de reuzenkoeskoes. van Karel van het Reve (1979):
De voorzitter van de Ministerraad, mr. Van Agt, gebruikte in de Tweede Kamer het woord ‘lapidair’. - een betrekkelijk gewoon woord in de beschaafde omgangstaal maar blijkbaar een woord dat vele minus habentes die ons parlement bevolken niet kenden, Dat ze het woord ‘lapidair’ niet kenden is niet zo erg, maar dat ze Van Agt toen hij dat woord gebruikte uitlachten is een mislijk teken. Het is of je iemand uitlacht die getallen boven de tien blijkt te kennen.
In een briefwisseling met de heer Van Agt vroeg ik hem of behalve lapidair ook de door hem graag gebruikte uitdrukking het weze zo met gelach was ontvangen. Hij schreef me:
Ik weet waarachtig niet meer of er in het parlement ook hoongelach of ander misbaar is opgestegen over ‘het weze zo’. Dat zou best kunnen want zulke reacties kwamen zo vaak voor dat ik er gaandeweg minder ontvankelijk voor werd en daarom is ook de herinnering daaraan zwakker geworden.
Hoe dit ook zij (de verleiding is groot te schrijven: ‘weze’), het blijkt weer eens hoe juist het citaat van P. Leendertz Jr. voor in de grote Van Dale van 1961 is: ‘Ook de levende taal verbeelde niemand zich volkomen te kennen.’