Geschiedenis op straat
Schulpweg
Riemer Reinsma
Op schilderijen van de Haagse School heeft iedereen ze weleens gezien: de schelpenvissers. Met een net haalden ze de schelpen uit zee, en laadden die op een kar. Het tafereel staat bijvoorbeeld afgebeeld op twee schilderijen van Jozef Israëls: De schelpenvisser (1883) en De schelpenkar (circa 1890).
Maar wat gebeurde er verder met die schelpen? Aan de hand van straatnamen is het traject hier en daar nog goed te volgen. Badgasten met een scherp oog voor straatnamen zullen weleens de Schulpweg of Schulpstraat opgemerkt hebben. De naam komt voornamelijk in de Hollandse kuststreek voor, van Castricum tot Wassenaar. Schulp betekent hetzelfde als schelp. Langs deze Schulpwegen en -straten werden de schelpen van het strand naar het dorp vervoerd. Daar werden ze overgeladen op schepen, die het verdere transport verzorgden. In een klein gebiedje in Noord-Holland (Castricum, Heiloo, Limmen en Wijk aan Zee) had die overslagplaats een specifieke naam, die nog in een paar straatnamen voortleeft: Stetweg, Stetlaan(tje) en Schulpstet. Een geheimzinnig woord, dat stet: niemand die de etymologische oorsprong ervan kent.
Waar eindigden de schelpen hun reis nadat ze op de ‘stet’ waren overgeslagen? De Castricumse exemplaren werden via de Schulpvaart een kilometer of vier oostwaarts vervoerd. Hun eindbestemming vonden ze in Akersloot: daar stonden enkele kalkovens. Deze ovens waren gemetselde gebouwen, meestal in de vorm van een kegel, waar kalksteen of schelpen tot kalk werden verbrand. Ze bestonden al in de Middeleeuwen: al in de jaren 1343-1345 maakte de rentmeester van Kennemerland en Westfriesland in zijn rekeningen melding van enkele ‘calcovenen’. Milieuvriendelijk waren ze niet bepaald, en de omwonenden waren niet erg blij met de geur. De Handvesten van Amsterdam van 1536 melden over een aantal ovens die bij Amsterdam waren gebouwd: ‘Als deselve Kalckhoven ontsteken (= ontstoken worden) of vier (= vuur) daer in gebracht is (...), soo komt over der voorsz Stede (= stad, nl. Amsterdam) een (...) excessive onnatuerlijcke lucht.’ Rond 1860 deed een nieuw verbrandingssysteem zijn intrede, dat minder overlast veroorzaakte.
Jozef Israëls, De schelpenvisser (ets, 1882)
Stedelijk Museum Amsterdam