Van woord tot woord
Wat het Diets beduidt
Marlies Philippa
God bestiert de wereld, maar wat bestiert de Koningin? Zij bestuurt eerder dan dat zij bestiert. Toch gaat het bij bestieren en besturen in oorsprong om hetzelfde woord. Deze twee werkwoorden waren aanvankelijk uitsluitend vormvarianten, maar in de loop van de tijd hebben zij ook verschil in betekenis gekregen. Anders gezegd: de etymologie van bestieren is gelijk aan die van besturen, maar toch ook weer niet.
Er bestaat etymologie in engere en in ruimere zin, In engere zin gaat het om de herkomst van de vorm, in ruimere tevens om de geschiedenis van de betekenis. Bestieren en besturen hadden in aanleg dezelfde betekenis; ze kwamen alleen in verschillende dialecten voor. Talen streven naar één vorm met één betekenis. Als twee woorden een verschillende vorm hebben maar dezelfde betekenis, verdwijnt één van de twee vormen, of er gebeurt iets met de betekenis. In dit geval is bestieren niet helemaal verdwenen, maar heeft het een wat ‘verhevener’ betekenis gekregen. Dat is niet toevallig.
Ten westen van lijn 1 komt in dialecten kiet(e) voor in plaats van kuit. Vier voor vuur is te horen in dialecten ten westen van lijn 2.
Uit: J. van Loon, Historische fonologie van het Nederlands. Leuven/Amersfoort, 1986.
De Nederlandse standaardtaal is tot stand gekomen in de zestiende en zeventiende eeuw. De basis vormde het Hollandse dialect, omdat Holland in die tijd politiek en cultureel het belangrijkste gewest was. Maar er was ook een sterke Brabantse invloed: na de val van Antwerpen in 1585 vertrok de Vlaams-Brabantse culturele en wetenschappelijke elite naar het noorden. Het gevolg was dat er in het Standaardnederlands een aantal woorden zijn terechtgekomen die bij de ‘noorderlingen’ wat plechtiger, wat schrijftaalachtiger overkomen. Woorden als wenen, werpen, zenden, reeds en spoedig. De vormvariant bestieren stamt ook uit het zuiden. Vandaar.