Taalroof
Frans Vanhooff - Sint-Pieters-Woluwe, België
Op bladzijde 13 van De Taalagenda 1999 schrijft Peter Burger dat vluchtmisdrijf een glashelder Vlaams woord is voor ‘doorrijden na een aanrijding’ en dat het onverwijld opgenomen zou moeten worden in het Nederlands van boven de grens. Ik ben het daarmee eens. Ik moet er echter aan toevoegen dat de rechtsterm in kwestie niets anders is dan een letterlijke vertaling van délit de fuite. Heel de Belgische wetgeving is geconcipieerd en geschreven in het Frans en werd integraal vertaald in wat wij indertijd Vlaams en nu Nederlands noemen.
Als vluchtmisdrijf ooit de Nederlandse wetgeving haalt, dan is dat een ‘vertalende ontlening’ uit het Frans via het Vlaams (zie bijvoorbeeld Nicoline van der Sijs' Leenwoordenboek). Dit brengt me op de vraag hoe verantwoord vertalende idiomatische ontleningen zijn. In Vlaanderen zijn ze heel gewoon. Een paar voorbeelden: iemand wandelen sturen (envoyer quelqu'un promener) ‘iemand afpoeieren, met een kluitje in het riet sturen’, dat is een ander paar mouwen (c'est une autre paire de manches) ‘dat is heel wat anders, dat is andere koek’. Weinig Vlamingen nemen er aanstoot aan, maar naar mijn oordeel is een idiomatische uitdrukking een kenmerk dat eigen is aan, en derhalve eigendom van, een bepaalde taal. Een vertalende idiomatische ontlening komt dus neer op taalroof.
Ter vergelijking: een Franstalige Belg krijgt gegarandeerd de rode kaart als hij of zij het in zijn of haar hoofd haalt om het is boter aan de galg als c'est du beurre au gibet in de mond te nemen.