ten,’ zegt ze, ‘en voor allebei heb ik regels opgesteld over welke vormen er wel of niet moesten worden opgenomen.’ Het werken voor twee bazen gaf volgens Heemskerk geen problemen: ‘De twee uitgaven zijn heel verschillend. Voor Van Dale is de uitspraakinformatie vooral een extra service aan de lezer. Het Uitspraakwoordenboek richt zich op mensen die speciaal in uitspraak geïnteresseerd zijn: Nederlandstaligen die weleens een probleem tegenkomen, of buitenlanders die onze taal willen leren. Kennelijk zien de uitgevers elkaar niet als concurrenten op dit punt.’
De twee woordenboeken benaderen de uitspraakvariatie ook verschillend. Een voorbeeld van een woord dat op meer dan één manier kan worden uitgesproken is politie. De meeste Nederlanders zeggen [polietsie], maar sommige Nederlanders en bijna alle Vlamingen zeggen [poliesie]. Een dergelijke variatie geldt voor bijna alle woorden die op -tie eindigen: ambitie, conditie, vakantie. Heemskerk registreerde dit, zodat de woordenboekmakers snel en eenvoudig in de computerbestanden konden nagaan welke uitspraakmogelijkheden er zoal zijn.
Daarna namen de redacties hun eigen beslissingen over welke vormen in het woordenboek zouden worden opgenomen. Van Dale vermeldt alleen [polietsie], het Uitspraakwoordenboek van Het Spectrum noemt allebei de vormen, met de aantekening dat [poliesie] vooral in België voorkomt.