Sambacrisis
Nieuwe woorden in het Nederlands zijn veelal samenstellingen. De meeste zijn - net als waarheidsqueeste - doorzichtig (bergings-werkzaamheden, luchtvrachtdocumentatie, uraniumbesmetting) en worden daarom niet snel als zelfstandige ingang in een woordenboek opgenomen. Alleen nieuwe ondoorzichtige samenstellingen valt die eer soms te beurt. Een voorbeeld is sambacrisis.
In 1995 hadden we een ‘pesocrisis’, in 1998 kwam daar een ‘roebelcrisis’ overheen. Toen begin 1999 Brazilië in een financiële crisis raakte, lag het voor de hand die crisis naar de nationale munteenheid te noemen. Immers, vul voor peso of roebel een willekeurige andere munteenheid in en u hebt een nieuwe, volstrekt doorzichtige samenstelling: dollarcrisis, eurocrisis of - in het geval van Brazilië - reaalcrisis. Er was ook nog een alternatief. Naar analogie van Aziëcrisis had de Braziliaanse financiële crisis ook ‘Braziliëcrisis’ kunnen heten. Toch werd het sambacrisis. Vanwaar die naam?
Er blijkt in het Nederlands een aantal samenstellingen met samba te bestaan waarin dat woord niet specifiek verwijst naar de Zuid-Amerikaanse dans, maar naar iets anders. Sambavoetbal bijvoorbeeld wordt gebruikt voor de elegante, een tikje onberekenbare maar altijd gepassioneerde Braziliaanse manier van voetballen. Bij sambacommunisme denken we niet aan een grauwe gelijkheidsdoctrine, maar veeleer aan het sexy streven naar de heilstaat. Samba is blijkbaar geïsoleerd uit zulke samenstellingen en is inmiddels een symbool voor alles wat typisch Braziliaans (en onberekenbaar, sexy, enz.) is. Dus ook voor een Braziliaanse geldcrisis?
Bij sambacommunisme denken we niet aan een grauwe gelijkheidsdoctrine, maar veeleer aan het sexy streven naar de heilstaat.