| |
| |
| |
Een ‘ronde hoer’ of een Spaanse schone?
De herkomst van het woord mokkel
Theo Veenhof - Groningen
Volgens de etymologische naslagwerken is het woord mokkel (‘meisje’) terug te voeren op zowel ‘rond’ als ‘hoer, zeug’. Deze ‘tweesporenetymologie’ is zeker interessant, maar toch ook niet helemaal probleemloos. Want hoe konden de nogal verschillende betekenisaspecten ‘rond’ en ‘hoer’ gaan samenvallen? Misschien moeten we de herkomst van mokkel wel heel ergens anders zoeken. In Spanje, bijvoorbeeld.
In zijn toneelstuk Herkules, in 1998 opgevoerd door Toneelgroep Amsterdam, stak dramaturg Oscar van Woensel de Griekse mythen in een modern jasje. Zeus bedriegt als vanouds zijn gemalin Hera, maar de door hem belaagde maagden heten hier ‘anorexiamokkels met siliconentieten, instantbillen, fakegezichten’.
Wat mij hierin vooral opvalt, is het woord anorexiamokkel. Etymologisch gezien is het namelijk nogal tegenstrijdig. Een mokkel was vroeger per definitie een dik meisje of kind, en bij sommige woordenboekmakers is dat nog steeds een beetje zo. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) geeft in deel IX uit 1913 bij mokkel, met als West-Vlaamse variant mokke, alleen de betekenis ‘een dik, mollig kind of meisje, ook eene dikke vrouw’. Mokkel hoort bij woorden als mok, mokke, mokken, die verschillende betekenissen hebben, maar deels teruggaan op één grondbetekenis: ‘rond, iets bols’. In het bijzonder legt het WNT een verband met mok ‘klein rond koekje’. Dat woord wordt vergeleken met het Hoogduitse mocke, waarvan de verkleinvorm mockle op mokkel lijkt en bovendien een overeenkomende betekenis bezit: ‘ein fettes schweres Kind’.
| |
‘Gemeenzaam’ meisje
De voor de meeste lezers waarschijnlijk vertrouwdere betekenis van mokkel, namelijk ‘meisje’, ontbreekt in het WNT. Misschien komt het hierdoor dat deze betekenis zo traag en moeizaam haar weg vond naar de moderne Nederlandse woordenboeken. In de grote Van Dale duikt ze pas op in de elfde druk, uit 1984. Mijn eigen waarneming van het woord in de betekenis ‘meisje’ reikt tientallen jaren verder terug, tot mijn scholierentijd in de jaren zestig in Leeuwarden. En in de literatuur komt het nog veel eerder voor. Zo heeft Israël Querido waarschijnlijk de betekenis ‘meisje’ op het oog gehad toen hij in deel twee van zijn epos De Jordaan, uit 1914, schreef: ‘Een leelijke racheling [= strop] zou hij aan dat mokkel hebben, oproeriger dan ál de jordaanmeiden bij elkander.’
Inmiddels hebben alle Nederlandse woordenboeken mokkel ‘meisje’ opgenomen. In de meeste geeft een label aan dat het woord niet tot de beschaafdste stijlregionen behoort: ‘informeel’, ‘volkstaal’, ‘platte volkstaal’, ‘gemeenzaam’, ‘familiair’. De betekenis ‘dikke vrouw, dik kind’ haalde niet Van Dale hedendaags Nederlands (1984) en is verdwenen uit een aantal kleinere handwoordenboeken. Toch leeft het woord in deze betekenis nog wel, zo leerde mij een kleine enquête in mijn omgeving.
| |
Al bij Kiliaan
Ontbrak mokkel in de betekenis ‘meisje’ lang in Van Dale en andere woordenboeken, een andere, erop lijkende betekenis loopt al heel wat langer mee: in het Bargoens (of volks) is mokkel ‘vriendin, geliefde’ en ook ‘hoer’. Ook deze betekenis sneuvelde in Van Dale hedendaags Nederlands en kleine woordenboeken, en in het WNT komt ze evenmin voor. Wél kent het WNT het woord waarmee mokkel ‘vriendin, hoer’ etymologisch verwant moet zijn: mokke in de betekenis ‘zeug’ (die het heeft naast ‘klein rond koekje’) en vandaar als oud scheldwoord ‘morsig wijf’ of ‘hoer’. Dit mokke kent een heel wat solidere lexicografische loopbaan dan mokkel, bij welk woord we naar de lotgevallen vóór 1900 uiteindelijk alleen kunnen gissen. Mokke ‘zeug, hoer’ laat zich via een keur aan achttiende- en zeventiende-eeuwse bewijsplaatsen traceren tot in Kiliaans Etymologicum teutonicae linguae, het taal-monument uit 1599, en nog verder terug in het Middelnederlands. Aan het begin van deze eeuw nadert mokke ‘zeug, hoer’ het einde van zijn lange bestaan: het WNT noemt het ‘verouderd’.
De etymologieën mokkel ‘koekje’ en mokkel ‘hoer, zeug’ concurreren overigens maar tot op zekere hoogte met elkaar: mokke ‘zeug’ hoort net als mokke ‘koekje’ bij de woorden met de grondbetekenis ‘bol’. Dat levert voor de etymoloog twee sporen op die dezelfde richting op gaan en uiteindelijk samenkomen. Het Van Dale etymologisch woordenboek (1998) voegt de zaak dan ook kort en bondig samen: mokkel ‘dik kind; mollige vrouw; slet’ komt van mokke, en dat hoort bij mok ‘klomp, brok’. Er is nog een recente tweede sug- | |
| |
gestie: A.A. Weijnen verklaart in zijn Etymologisch dialectwoordenboek (1996) het Texelse mok ‘oud schaap; vrouw (scheldwoord)’ uit ‘rond iets’ óf uit ‘vulva’.
| |
Mokkel met anorexia?
Dat beide sporen (‘rond koekje’ en ‘hoer, zeug’) etymologisch gezien samenvallen, verlost de beschrijvers van het moderne Nederlands niet van een lastig probleem: in hoeverre kunnen de diverse betekenissen van mokkel worden samengevoegd, en in hoeverre moeten ze gescheiden blijven? Is anorexiamokkel wel of niet tegenstrijdig? Mag je de betekenissen ‘dik’ en ‘meisje’ samenvoegen tot ‘dik meisje’? Die neiging zie je inderdaad in verschillende naslagwerken. Maar de meeste woordenboeken beschouwen deze combinatie kennelijk toch als onzuiver: de Koenens geven ‘dikke vrouw, dik kind’, ‘geliefde’, ‘meisje’ afzonderlijk; Verschueren en de grote Van Dale plakken de betekenis ‘meisje’ aan die van ‘vriendin’.
Die scheiding tussen ‘dik’ en ‘meisje’ lijkt mij de correcte keuze. Een mokkel kan dik zijn of dun, niet anders dan bij meisje. Van dit laatste woord verschilt het niet naar betekenis, alleen naar stijlniveau.
Je zou zeggen dat de neerlandici er met mokkel wel zo'n beetje uit zijn. Wat de etymologie betreft, is er niets bewezen, maar zijn wel de aannemelijkste verklaringen genoemd, en de moderne betekenissen van het woord staan adequaat in de woordenboeken.
Toch houd ik het gevoel dat er iets scheef zit. Wat me niet bevalt, is een zekere onnatuurlijkheid in de betekenisontwikkelingen. Als het bovenstaande allemaal waar is, is mokkel positiever geworden in plaats van negatiever. Bovendien is mokkel betekenissen en bijbetekenissen kwijtgeraakt in plaats van er nieuwe bij te verwerven. De tendens is in beide gevallen meestal andersom. Het wil er bij mij niet in dat een woord eerst ‘hoer’ of ‘vriendin’ betekent en later pas ‘meisje’. Veel meer voor de hand ligt het om die laatste betekenis als het gewone, neutrale uitgangspunt te beschouwen en de beide andere als secundair.
Illustratie: Hein de Kort
| |
Spaanse connectie
Misschien zijn deze problemen veroorzaakt doordat de specialisten bij het boekstaven van de geschiedenis van mokkel iets over het hoofd hebben gezien. Op een plaat van de oudemuziekgroep Musica Reservata staat het volgende laatmiddeleeuwse Spaanse volksliedje (de cursiveringen zijn van mij):
po de lana negro, que hilava.
Otra moçuela de buen rejo
atura que llevava bien criada.
In vertaling:
streng zwarte wol zien, die ze aan het spinnen
Een ander welgevormd meisje
hanger zien, die ze om haar hals droeg.
Een ander mooi meisje, Treesje,
kind zien, dat ze keurig grootbracht.
U voelt waarschijnlijk wel waar ik naartoe wil. Kan mokkel ontleend zijn aan dat - met de kenmerkende Spaanse tand-s uitgesproken - moçuela, bijvoorbeeld via Spaanse soldaten in de Tachtigjarige Oorlog? (Het tegenovergestelde, dat de Spanjaarden het woord van ons hebben, kunnen we meteen uitsluiten. Moç- is een heel gewone Spaanse stam die ‘jong’ betekent; vergelijk mocedad ‘jeugd’.) Wanneer woorden in verschillende talen én naar vorm én naar betekenis op elkaar lijken, is dat nog lang geen bewijs van verwantschap of ontlening. Maar zo'n treffende overeenkomst moet wel de waakzaamheid opwekken van specialisten. Dat in de geschiedschrijving van mokkel de mogelijkheid van een Spaanse connectie ontbreekt, betekent nog niet dat deze welbewust is verworpen. Ze kan onopgemerkt zijn gebleven.
Nicoline van der Sijs geeft in haar Leenwoordenboek (1997) een flink rijtje Spaanse leenwoorden uit de genoemde tijd. In dit verband zijn vooral de persoons- | |
| |
aanduidingen interessant, zoals sinjoor van señor ‘heer’, en homberen van ombre ‘man’, maar vooral het - machochel of -megoggel dat we terugvinden in de woorden pieremachochel, pieremegoggel ‘lelijke vrouw’, en dat misschien komt van muchacha ‘vrouw, meisje’: dat lijkt niet alleen naar betekenis, maar ook naar vorm op mokkel.
Het is belangrijk vast te stellen dat het bestaan van mokkel als erfwoord de latere introductie ervan als leenwoord allerminst uitsluit. Je kunt je goed voorstellen dat mokke de herkenning en vervolgens de ontlening van het Spaanse woord heeft bevorderd.
| |
Dikke duim?
Maar laat ik niet te enthousiast worden. Etymologie is een gevecht tegen de verleiding van de dikke duim, en zonder schriftelijke bewijsplaatsen begin je niets. Van mokkel uit moçuela hebben we die niet, niet bij Kiliaan en niet ergens anders. Daarmee staat de zaak meteen uiterst zwak.
Toch noteer ik een paar aantrekkelijkheden. Wat de vorm betreft is er die l, als mooi alternatief voor de Hoogduitse verkleinvorm -le waarop het slot van mokkel volgens het WNT is terug te voeren. Naar betekenis past de veile reputatie van mokke goed bij de sfeer waarin het woord wellicht tijdens contacten met Spaanse soldaten werd gebezigd. Dit strookt ook met het lage stijlniveau waarop het woord altijd is gebleven. Verder valt het op dat het Bargoense mokkel over het algemeen een mooi meisje is, net als het aanvallige deerntje uit het Spaanse liedje. Moçuela en mokkel vormen een elegante aanvulling op muchacha en -machochel.
Het belangrijkste is echter dat in één klap de bovengenoemde problematische betekenisverschuivingen ‘hoer’ → ‘meisje’, ‘bol’ → ‘niet bol’, ‘vriendin’ → ‘meisje’ uit de wereld zijn wanneer we aannemen dat mokkel als leenwoord met de betekenis ‘meisje’ onze taal is binnengekomen. De betekenissen ‘dikkerd’, ‘hoer’, ‘meisje’ kunnen in dat geval eeuwenlang naast elkaar hebben bestaan, met overlapping en beïnvloeding, maar ook tot op de dag van vandaag afzonderlijk herkenbaar.
Zou mokkel uiteindelijk dus toch meer te maken hebben met een Spaanse schone dan met een ‘ronde hoer’?
|
|