Formulering
In Onze Taal van juni 1998 doet Mariël Verburg een dappere poging de regel goed te formuleren. Hij legt verder uit wat de fonetische achtergronden zijn van de spelling van bijvoorbeeld gewerkt en verhuisd. Ook hij weet dat vrijwel elke Nederlander het ezelsbruggetje op de basisschool leert, ‘hoewel je het soms niet zou zeggen’. Die toevoeging stipt een groot probleem aan waar Verburg helaas niet op ingaat: het effect van 't kofschip is blijkbaar gering. De vraag is hoe dat komt.
Het ‘kennen’ van een ezelsbruggetje is uiteraard niet voldoende. Je moet de regel ook goed gebruiken. En dat is nu juist zo lastig. Wie 't kofschip wil toepassen, moet drie lastige klippen omzeilen.
De eerste complicatie doet zich al voor bij de formulering. Vrijwel alle grammatica's en handboeken voor correct schrijven noemen 't kofschip, maar het blijkt erg moeilijk de regel taalkundig correct én didactisch hanteerbaar te omschrijven. Zo maakt Het totale taalboek van Inez van Eijk het de taalgebruiker onnodig moeilijk: ‘Eindigt de stam (de ik-vorm) van een werkwoord op een van de medeklinkers (t,k,f,s,ch,p) van dat woord, dan komt er in de verleden tijd “te(n)”. Na alle andere medeklinkers en klinkers komt “de(n)”.’ Omdat Van Eijk de stam als ‘ikvorm’ definieert, moet zij meteen wijzen op ‘een addertje in het gras’. Anders zou je bij beloven en reizen in de fout gaan.
Beter doet de eerder genoemde Verburg het in zijn Onze-Taalartikel. Het probleem is echter dat ook hij gebruikmaakt van het begrip ‘de stam’, en dat is volgens hem ‘het hele werkwoord minus -en’. Strikt genomen levert de regel zo bij een Duitse cursist gemakkelijk geblafft op, terwijl een Marokkaan wil weten wat ‘het hele werkwoord’ is (het Arabisch kent geen infinitieven). Misschien vindt u dit marginale problemen die niets met de ‘-d/-t-regel’ te maken hebben, maar ze tonen aan hoe je in de onderwijspraktijk met 't kofschip snel vastloopt in het drijfzand van taalkundige definities. Kortom, 't kofschip laat zich niet gemakkelijk omschrijven. Een mooie taak voor een taalkundige die zich goed kan verplaatsen in ‘gewone’ taalgebruikers, onder wie notoire brekebenen op het terrein van de spelling, zoals brugklassers en buitenlanders.