‘Goeiesmorgens’
Een briefschrijver noemt het ‘byebye, zwaai-zwaai’ van een TROS-presentator in de jaren tachtig: dat was op dat moment nieuw en toch direct oubo. Ook het ‘goeiesmorgens’ van Jiskefet valt volgens deze briefschrijver in die categorie. Misschien dat hier ook de functionaliteit meespeelt. Huisvlijt is leuk, maar het product moet wel enig nut hebben. Ook originaliteit is een factor: de constructie kan op zichzelf wel nieuw zijn, maar als het procédé te bekend is, is het resultaat toch oubollig. Is er een situatie denkbaar waarin deze poging tot leuk tot kromme tenen leidt? - dat is eigenlijk het criterium. Met een vriend en collega-schrijver die in een andere stad woont, bespreek ik vaak telefonisch de dingen van de week, vooral wat we zoal gelezen hebben.
‘Maar, er is meer’, zeg ik dan op een gegeven moment.
‘Paradoxaal genoeg’, vult hij aan.
‘De oplettende lezer zal zich nu wellicht afvragen...’
‘Bepalen wij ons echter tot de kernvraag...’
En zo werken we dan even ons lijstje van opiniepaginaclichés bij. Stoplappen die velen niet eens zullen opvallen, maar die wij, als beroepsschrijvers, oubollig vinden.
Dat maakt oubotaal zo fascinerend: iedereen heeft zo zijn eigen codes en gevoeligheden. Mijn vader zei vaak ‘merci’, gewoon, in de omgang, tegen winkeliers en zo, en zonder de geringste argwaan heb ik dat overgenomen. Verder nooit bij nagedacht - tot iemand me naar aanleiding van een Volkskrant-column een brief stuurt met een serie rake voorbeelden, afgesloten met de woorden: ‘maar het aller-aller-ergste zijn natuurlijk mensen die “merci” zeggen!’ Als ze het hoort, moet ze zich inhouden ‘om niet te gaan slaan!’ Zo zie je maar.
‘Idem dito met een sterretje’ is té gezocht, té leukig en té barok om Hedenlands te worden, en belandt als het blijft dus automatisch in de categorie oubo.