Ander woord voor... employability
Steeds meer bedrijven vinden het belangrijk dat hun medewerkers ‘breed inzetbaar’ zijn. Er lijkt een einde te komen aan de tijd dat iemands werkterrein duidelijk afgebakend was. Veel moderne werkgevers verwachten dat hun werknemers flexibel zijn: ‘vastroesten’ in één functie is uit den boze. Deze flexibiliteit en multi-inzetbaarheid worden in het bedrijfsleven aangeduid met de term employability. Ook het bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt: in het tijdschrift Psychologie lazen we de vraag ‘Hoe employable bent u?’.
Een voor de hand liggend alternatief voor employability is inzetbaarheid; ook Van Dale Engels-Nederlands geeft deze vertaling. Maar als employability zo eenvoudig te vervangen is, waarom blijft men het dan volop gebruiken? Omvat het begrip employability misschien meer dan inzetbaarheid? Als u hierover een idee hebt, horen wij dat graag. Uiteraard zien wij andere alternatieven voor employability met belangstelling tegemoet. De inzender van het beste equivalent krijgt een boekenbon van f 50,- van de Stichting LOUT.
Tevens roepen wij de lezers op nieuwe woorden aan te dragen voor deze rubriek. Het gaat daarbij om woorden die nog niet al te zeer ingeburgerd zijn in het Nederlandse taalgebruik. Meestal zullen dit Engelse leenwoorden zijn, maar ook leenwoorden uit andere talen zijn welkom. De Taaladviesdienst is benieuwd naar uw suggesties.