Beleidsnota's
Er zijn momenten waarop de lezer profiteert van snelle stemwisselingen. De inbedding van de tweede stem door middel van herhaalde zegt hij's is vervelend, en synoniemen (deelde mee, riep uit, kwam tussenbeide, gaf bescheid) geven de tekst snel de rozige geur van het ouderwetse meisjesboek.
Dat neemt niet weg dat de echte voordelen van deze ‘snelle’ citeerstijl toch vooral aan de kant van de schrijver te vinden zijn. Op zo'n manier kan deze mooi in het midden laten wie er aan het woord is.
Het ligt bij dergelijke middelen voor de hand te denken aan letterlijke ‘stemverduistering’ ofwel plagiaat, maar andere toepassingen zijn in tekstlinguïstisch opzicht nog interessanter omdat ze ergens tussen ge- en misbruik in gesitueerd moeten worden. Te denken valt dan allereerst aan ambtelijke teksten zoals beleidsnota's. Daarin spreekt alleen de stem van de overheid: de neutrale, objectieve stem van het gezag. Die eis stelt de schrijvende ambtenaar voor een groot probleem. In onze overlegcultuur is het gebruikelijk dat een eerste versie van de nota voor commentaar naar diverse (belangen)-groepen (vakbonden, milieuorganisaties, lagere overheden) wordt gestuurd. Die groepen reageren natuurlijk maar al te graag, maar verwachten dan wel dat er iets van hun commentaar terug te vinden is in de definitieve nota.
Hoe orkestreert de schrijvende ambtenaar dit commentaar zonder de indruk van een kakofonie te wekken? Dat heeft de Utrechtse tekstlinguïst Niels van der Mast uitgezocht. Hij ontdekte dat de ambtenaar het commentaar van belangengroepen vooral in voorwaardelijke bijzinnen verwerkt, uiteraard in een zorgvuldig versluierde vorm. Als in de eerste versie van een provinciale nota over ruimtelijke ordening bijvoorbeeld staat dat er maar mondjesmaat nieuwe woningen bij mogen komen, reageren de gemeenten kritisch, omdat ze graag wat armslag willen houden. En de milieuorganisaties zouden liever alle nieuwbouw willen verbieden. Deze commentaren vinden we in de definitieve tekst terug in 15a, het voorstel in 15b:
15 a Indien zich in de loop van de streekplanperiode ontwikkelingen zouden voordoen (t.a.v. bijvoorbeeld de regionale woningbehoefte of inwonertallen) die aanleiding geven tot een nadere integrale afweging in samenwerking met provinciale staten in het kader van de (passieve) afwijkingsbevoegdheid, b dan zou de uitkomst van die afwijking kunnen zijn mee te gaan met gemeentelijke planologische voornemens om buiten die contour woningbouw te plegen.
Iedereen tevreden: de ambtenaar met zijn meesterstukje (let op dat plegen!), de belangengroepen vinden hun bezwaren terug en de overheid blijft zich terughoudend opstellen.
Is echt iedereen tevreden? Natuurlijk niet. De gewone lezer, die zich door lintwormzinnen van het type 15 moet worstelen, is wel degelijk de klos.