toe wel in staat bent (dat niet aanpassen heet ‘divergerend taalgedrag’). Deze veroordeling van divergerend taalgedrag komt ook naar voren uit eerdere plannen voor een Frans-Duitse militaire samenwerking. Hierbij gold als regel dat wanneer iemand een vraag gesteld kreeg, hij in de taal van de vraagsteller moest antwoorden.
Toch is er een groot aantal situaties waarin meertaligheid door wederzijds actief gebruik van de eigen taal en passief gebruik van de andere taal uitstekend werkt. In Friesland is de politiek tot op het niveau van de Provinciale Staten tweetalig. Divergerend taalgedrag is hier volledig ingeburgerd en Fries en Nederlands worden vrijelijk door elkaar gebruikt. Als beheerders van de discussielijst Lowlands-L komen wij ook zeer regelmatig met meertalige discussies in aanraking. In dit via de computer verspreide periodiek worden wetenschappelijke en culturele discussies gevoerd in onderling goed begrijpelijke, maar verschillende talen als het Nederlands, Fries, Nederduits, Hoogduits en Afrikaans. Dat je daarbij onbewust je kennis van die andere talen vergroot, is een belangrijk voordeel. En zo zijn er nog talloze situaties waarin dit type tweetaligheid zonder problemen wordt toegepast.
Met hun huidige taalpolitiek voor het nieuwe legerkorps hebben Nederland en Duitsland dus niet de mogelijkheid aangegrepen om te breken met een cultureel dogma. De voordelen van een tweetalige organisatie blijven hierdoor onbenut. Dat lijkt ons een gemiste kans.