van het ding of de persoon die met dat zelfstandige naamwoord wordt aangeduid. Zo is een schildwacht (une sentinelle) meestal een man en is een minister (un ministre) vaak een vrouw.
Die taalkundigen beweren dus eigenlijk dat men de benamingen vrouwelijk en mannelijk net zo goed andersom had kunnen invoeren. Maar daar zijn ze toch wat naïef in. Men noemt meestal manlijk dat wat de minst verboegen vorm is (un, grand, président), dat wat het belangrijkste is (homme, dieu), en dat wat iets aanduidt wat in de ouderwetse seksuele zin masculien is (stier, steker). Daarentegen noemt men liefst vrouwlijk wat verboegen is (une, grande, présidente), wat het onbelangrijkste is (vrouw, soep), en een woord dat iets aanduidt wat in de ouderwetse seksuele zin feminien is (teef, moer).
Voor het Frans is dat geen probleem. Elk Frans kind weet van elk Frans woord of het le of la is. Elke buitenlander weet dat niet.
In het Nederlands zijn er ook twee uitvoeringen van het bepaalde lidwoord: de en het. Elk woord krijgt of de of het voor zich. Elk Nederlands kind weet wat het moet zijn. Jullie zullen het nooit leren. Er moet nu eenmaal verschil blijven tussen een geniale student Nederlands uit Frankrijk en een Nederlandse domoor.
Noemen we de de-woorden mannelijk en het het-overschot vrouwelijk? Of noemen we het het-woord manlijk en de andere vrouwlijk? Daarover is in Nederland een eeuw gestreden. Uit taalkundig oogpunt maakt het niets uit. Maar de meeste mensen zijn geen taalkundigen, en dus maakt het wel uit. Vergelijk het maar met de strijd die op het ogenblik in Frankrijk woedt over de vraag of men een vrouwelijke minister la ministre mag noemen.
Laten we zo objectief mogelijk de argumenten van de beide partijen weergeven. Beide maken gebruik van het feit dat er woorden zijn met twee betekenissen, waarvan de ene betekenis het lidwoord de en de andere het lidwoord het draagt. De voorstanders van een vrouwelijk de komen met woorden als moer en stempel. De moer is een moeder, of een ding met een gat waar een bout of schroef in gaat. Typisch vrouwelijk dus. Het moer is een moeras. De stempel is het vrouwelijk orgaan van een plant, terwijl het stempel de harde mep geeft. De wee is iets wat alleen vrouwen voelen, terwijl het wee de pijn bij mannen is. De want is damesbreiwerk en het want een mannengetouw.
De voorstanders van een mannelijk de komen met een hele serie woorden waarbij een de-woord met een lichte verboeging tot een het-woord wordt dat de typische vrouwelijke uitvoering van het de-woord aanduidt: de broek - het broekje, de hoed - het hoedje, de poes - het poesje, de kop - het kopje, de bloes - het bloesje.
•
De Nederlandse taal is de eerste taal die de discriminatie op grond van geslacht heeft afgeschaft.
•
Zij wijzen er bovendien op dat driekwart van de woorden het lidwoord de heeft. De is dominant, dus masculien. Het is de koning, de god, de vlag, de mens. Als je in het Nederlands het mens zegt, dan bedoel je een vrouw.
De voorstanders van een vrouwelijk de antwoorden daar weer op dat alle de-woorden het-woorden worden door de verkleiningsverboeging en dat dus 63 procent van de woorden het krijgt, en slechts 38 procent de. Het ene procent te veel komt van de tweeslachtige de-en-het-woorden. Sterk argument voor de manlijkheid van de zijn de volgende drie zinnen:
- | De portier opent het portier. |
- | De patroon rekent het patroon. |
- | De gemaal schrikt van het gemaal. |
Manlijke beroepsaanduidingen krijgen de, terwijl iets wat opengaat, met textiel te maken heeft of eentonig in de rondte draait, vrouwelijk zou zijn. Iets minder sterk zijn de drie zinnen:
- | De Schot wacht op het schot. |
- | De Fries kijkt naar het fries. |
- | De Romein zet alles in het romein. |
En zwak vind ik de drie zinnen:
- | De dolfijn vond het dolfijn. |
- | De regent zei: het regent. |
- | De koper kocht het koper. |
De de-vrouwelijk-partij kan hier slechts tegenover stellen:
- | De slang sprak het slang. |
- | Het genie werkt bij de genie. |
Als jullie uit dat raam kijken, zien jullie Le Louvre, in het Nederlands het Louvre. En als jullie uit dát raam kijken, zien jullie La Tour Eiffel, de Eiffeltoren. Dus la wordt de en le wordt het, maar dit is niet altijd zo.
Al deze argumenten zijn zo lang en viriel als ze breed en kattig zijn. Daarom werd in 1917 aan de schoolstrijd over de en het een eind gemaakt, met een typisch Nederlands compromis. Men bedacht er een geslacht bij! Het Onzijdig, zoals Duits en Latijn dat kennen naast vrouwelijk en mannelijk. Aan dit derde geslacht werd het drieletterige lidwoord het toebedeeld. Het lidwoord de staat dus voor woorden die manlijk of vrouwlijk zijn, maar die geslachten bestaan niet meer. De Nederlandse taal is de eerste taal die de discriminatie op grond van geslacht heeft afgeschaft, terwijl het ongeslacht als eigen genus blijft bestaan.
In België (sinds 1830 een apart land) doet men aan dit compromis niet mee. Het aardige is dat ze daar bij elk de-woord weten of het manlijk of vrouwlijk is. In Nederland, in dit verband vaak Noord-Nederland genoemd, doet men daar niet aan.’
Merk op dat Nederlanders bij de keus tussen hij en zij, zijn en haar, 'm en 'r niet denken aan het taalkundige geslacht van de woorden waar we naar verwijzen, maar aan het seksuele geslacht van de personen of dingen waar die woorden naar verwijzen. Hoewel meisje onzijdig is, zeg je toch: Het meisje laat heur haar wapperen om d'r kop. Dit kon ik de Franse studenten niet vertellen, want zij zijn ervan overtuigd dat het bezittelijk voornaamwoord zich richt naar het geslacht van het bezit en niet dat van de bezitter. Ze zouden denken dat ik ze voor de gek hield als ik vertelde dat wij spreken over De vrouw en haar stier en De man en zijn teef.