● Invloed van het Engels
Op verzoek van enkele leden is het onderwerp ‘De invloed van het Engels op het Nederlands’ aan de agenda toegevoegd. De heer Molewijk wil het bestuur van Onze Taal stimuleren de overheid te vragen zich aan de eigen uitgangspunten te houden als het om de positie van het Nederlands
gaat. Een voorbeeld is de benaming ‘Traffic Information Center’ voor de dienst Verkeersinformatie van de politie. Aan Onze Taal wordt gevraagd op ‘beschaafde maar dwingende wijze’ een dergelijke naamgeving aan de kaak te stellen en tegen te gaan. De heer Schrauwers sluit daarbij aan met een tweede zorg: het verdwijnen van de vanzelfsprekendheid van het gebruik van het Nederlands op diverse terreinen. Hij vindt dat Onze Taal samen met andere organisaties, zoals de Taalunie, initiatieven moet tonen.
De heer Vermeij wil graag van de voorzitter vernemen wat het genootschap kan betekenen om de positie van het Nederlands sterker te maken. Bedrijfsleven én overheid zijn de belangrijkste gebruikers van Engels in het Nederlands, stelt de heer Jansen; het bedrijfsleven blijkt moeilijk te benaderen, maar de overheid dient het voorbeeld te geven en het genootschap moet haar hierop aanspreken. De heer Van Malde is van mening dat de overheid en het parlement zich niet druk maken om de voortschrijdende verengelsing van het onderwijs; bovendien praten neerlandici elke ontwikkeling goed door te stellen dat ‘de taal verandert’. Benader Nederlandse en Vlaamse instellingen over het onnodig gebruik van Engelse woorden, adviseert de heer Ter Heide, en treed ermee in de openbaarheid.
De opmerkingen van leden monden uit in een motie waarin de ledenvergadering de wens uitspreekt dat het Genootschap Onze Taal zich actiever zal opstellen in het versterken van de positie van het Nederlands. De voorzitter acht een stemming over de motie niet nodig, omdat het bestuur met de motie uit de voeten kan. Volgens de heer Molewijk zou er meteen in de geest van de motie gehandeld moeten worden door in overheidskringen concreet iets te ondernemen tegen de benaming ‘Traffic Information Center’. De voorzitter zegt toe dat hij de juiste instanties hierop zal aanspreken.
Tot slot waarschuwen de heer Vermeij en redactielid De Jong tegen ‘taalpolitieagent spelen’. Liever concrete gevallen op een positieve manier aanpakken dan bijdragen aan een slecht imago van het genootschap door alleen het vingertje te heffen.
M. (Monika) van Paemel (Poesele, Oost-Vlaanderen, 1945) is schrijfster; zij debuteerdein 1971 met de roman Amazone met het blauwe voorhoofd, die bekroond werd met de Prijs voor het beste literaire debuut. In 1974 volgde de roman De confrontatie, in 1976 Marguerite en in 1985 De vermaledijde vaders. Voor haar oeuvre ontving zij diverse literaire prijzen en werd zij in 1993 door koning Boudewijn in de adelstand verheven. Monika van Paemel zette zich in voor de belangen van auteurs, onder meer bij de invoering van het leenrecht, in de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen en in de Vlaamse PEN-afdeling.
Mr. E.L.J. (Eddy) van Vliet (Antwerpen, 1942) studeerde rechten aan de Vrije Universiteit van Brussel en vestigde zich daarna als advocaat in Antwerpen. Hij is redacteur geweest van diverse Vlaamse literaire tijdschriften. Vanaf 1964 publiceerde hij diverse dichtbundels, onder meerDuel (1964, bekroond met de Prinsen-Geerligsprijs), Het grote verdriet (1974, Jan Campertprijs) en De binnenplaats (Staatsprijs voor de poëzie 1988). Met C. Buddingh' stelde hij bloemlezingen samen van de Noord- en Zuid-Nederlandse poëzie.