Onze Taal. Jaargang 67
(1998)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
Jan Stroop - afdeling Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam
| |
● TwaaifelenDegenen die dit Nederlands nu vooral spreken, zijn jonge vrouwen (tot ongeveer 40 jaar) die carrière maken of ambities hebben op het terrein van de politiek, wetenschap en kunst. De eerste die het verschijnsel signaleerde, was dr. Siemon Reker, die in zijn radioprogramma AHA (Radio Noord) van 3 september 1993 juist deze groep vrouwen aanwees als de trendsetters voor het Nederlands van de toekomst. Reker noemde ook het opvallendste kenmerk, namelijk de aai-uitspraak voor de standaardtalige ei, dus: [maai, blaaiven, twaaifelen, universitaait, vaaif, klaain] in plaats van [mij, blijven, twijfelen, universiteit, vijf, klein]Ga naar eindnoot*. Intussen is duidelijk geworden dat deze [aai] niet het enige kenmerk is, maar dat er nog enkele meer zijn, die allemaal het gevolg zijn van dezelfde uitspraaktendens, namelijk de verlaging van lange klinkers en tweeklanken. Dat woord verlaging moet hier letterlijk genomen worden: bij de uitspraak [aai] is de positie van onderkaak en tong lager dan bij die van [ei]. Welnu, wie ook bij [ou] zijn onderkaak niet ver genoeg (volgens de regels van het ABN) omhoog brengt, produceert een [aau]: dus [vraauw] in plaats van [vrouw]. Soortgelijke veranderingen ondergaan de klinkers in boot, beet, leuk, uit, enzovoort. Ik heb geprobeerd dat hele samenhangende complex van verschuivingen in de hier geplaatste klinkerdriehoek in beeld te brengen. | |
Klinkerdriehoek van het PoldernederlandsSchematische klinkerdriehoek van de uitspraak van de klinkers, gebaseerd op de articulatieposities in de mondholte. Bij aa is de mond het verst geopend, bij ie en oe het meest gesloten. Links is vóór in de mond, rechts achter. De gebruikte woorden in de driehoek zijn alleen een voorbeeld, het gaat telkens louter om de klinker. De pijlen in de klinkerdriehoek geven aan dat de plaats in de mondholte waar een bepaalde klinker gevormd wordt, naar beneden opschuift. De cursieve woorden geven de plaats van de klinker aan in het ABN, de vetgedrukte woorden zijn die van het Poldernederlands. | |
● TegengehoudenOp zichzelf is het niet vreemd dat al deze klinkers aan het veranderen zijn. Het vreemde is juist dat het nu pas in het Algemeen Nederlands gebeurt, aan het einde van de eeuw. De verlaging van tweeklanken als [ei] (waardoor die [aai] wordt) komt in het Nederlandsetaalgebied namelijk al vóór 1600 voor, in het bijzonder in Hollandse, vooral Zuid-Hollandse dialecten. Ongeveer in dezelfde tijd komt het verschijnsel voor in het Duits en het Engels, zowel in de algemene omgangstaal als in de dialecten. Het verschil tussen de ontwikkeling in Duitsland en Engeland enerzijds en die in Nederland ander- | |
[pagina 227]
| |
zijds is dat bij ons de verlaging in het Algemeen Nederlands (het latere ABN) werd geblokkeerd of, beter nog, bewust werd tegengehouden door gezaghebbende taalkundigen als Spiegel. Hij en zijn collega-grammatici vonden die [aai] te plat en te lelijk, en aangezien alle taalkundigen in die tijd en lang daarna als vanzelf gezaghebbend waren en door meesters en onderwijzers blindelings werden gehoorzaamd, werd die [aai] bestreden en uitgebannen, totdat er een andere wind ging waaien, de wind die ook de bloemengeur meebracht van de jaren zestig van onze eeuw. Die jaren zestig werden gekenmerkt door een maatschappelijk klimaat waarin regels - omdat het regels waren - niet langer gevolgd werden. Denk maar aan allerlei ‘wilde’ spellingen die toen heel populair waren. Wat het spreken betreft, zweeg de corrigerende stem van de onderwijzer of de leraar. Iedereen sprak zoals hij het thuis geleerd had. Maar vooral verdween ook de rem op allerlei natuurlijke spreekneigingen. Nu kreeg de verlagingstendens die drie eeuwen lang in het ABN was tegengehouden zijn kans en veranderde onze [ei] in [aai]. | |
● Breuk met traditieTwee vragen moeten nu beantwoord worden: Waarom spreken juist jonge vrouwen dit Nederlands en waarom heb ik het Poldernederlands genoemd? Uit sociolinguïstisch onderzoek van de laatste decennia is gebleken dat de taalvariëteit die vrouwen spreken in de regel dichter bij de standaardtaal staat dan die van mannen. Dat komt, wordt dan gezegd, doordat mannen niet zo nodig hoeven; die hebben hun baan, hun auto en hun salaris om status aan te ontlenen. Voor vrouwen was taal meestal het belangrijkste of enige middel daartoe. Of dat zo is, wordt tegenwoordig weleens betwijfeld, maar opvallend is toch wel dat in de beginperiode van het ABN, zo gedurende de zeventiende eeuw, vrouwen zich juist op het punt van de [ei]-uitspraak onderscheidden van de mannen. Dat weten we door de mededeling van W.A. Winschooten in zijn Letterkonst (1683). In de strijd om de uitspraak [ei] of [aai] voor de representant van de Westgermaanse [ai], die we hebben in woorden met een korte ei (klein, kei, wei), koos hij voor [aai]. De [ei]-uitspraak was in zijn ogen minder goed of zelfs minderwaardig aan de [aai]-uitspraak; vrouwen dachten daar toen blijkbaar anders over; Winschooten: El werd bemind van veele, en gebruikt voor de Al, om dat het soo volmondig niet en behoefd voortgebragt te werden: en daarom hoord men en siet men deese tweeklank veel gebruiken van Vrouwen en andere, die een flaauwe spraak beminnen: en dit is de reeden waarom sy liever Keiser als Kaiser, Kei als Kai, gelijk in Keisteen gebruiken. Hier staat dus dat vrouwen en anderen die van een ‘slappe’ uitspraak houden, de voorkeur geven aan de [ei] boven de [aai]. En die [ei] werd uiteindelijk de klinker van het ABN. Verrassend is het dat dezelfde [aai] waar de vrouwelijke tijdgenoten van Winschooten niet aan wilden, tegenwoordig nu juist het opvallendste kenmerk van het Nederlands van jonge vrouwen is. Voor het eerst in de geschiedenis onderscheiden vrouwen zich dus van mannen door het spreken van een taalvariëteit die zich verwijdert van het ABN. De spreeksters van het Poldernederlands zijn niet te horen in het NOS-radionieuws, maar wel in de actualiteitenrubriek Radio-1-Journaal die daarna komt, en verder in verschillende actualiteitenprogramma's die op Radio 1 en 5 te horen zijn. Voorbeelden: Suzanne Bosman van het Radio-1-Journaal, Tjitske Spekman, radiocorrespondente in Moskou, de schrijfster Manon Uphoff, jazztrompettiste Saskia Laroo, Marijke Vos, Tweede-Kamerlid voor GroenLinks, en velen meer, onder wie ook Paul de Leeuw. Ik voorzie dal vanaf het nieuwe radio- en tv-seizoen, dat is dus ongeveer wanneer dit nummer van Onze Taal verschijnt, vrijwel alle jonge vrouwelijke presentatoren Poldernederlands spreken. | |
● PoldermodelMarijke Vos, Tweede-Kamerlid GroenLinks: een van de vele spreeksters van het Poldernederlands.
Foto: Bob Bronshoff Dat vrouwen vooroplopen in het spreken van Poldernederlands heeft, denk ik, te maken met recente maatschappelijke ontwikkelingen, die weer het gevolg zijn van economische factoren, groeiende welvaart voor velen en mogelijkheden tot ontplooiing voor iedereen. De groep die daar het meest van profiteert en ook wil profiteren is de groep die vanuit een achterstandspositie komt: jonge vrouwen. Dat ook het bedrijfsleven dat aanvoelt, is te zien aan de advertenties waarin vrouwen zich bezighouden met zaken die vroeger buiten hun belangstelling vielen en die aan mannen waren voorbehouden: auto's, mobiele telefoon, hoge functies in de IT-branche of het geldwezen. Vrouwen zijn bezig met een inhaalslag en dat manifesteert zich ook in hun taal: wat eerst niet mocht, krijgt nu alle ruimte, want vrouwen laten zich niet meer gezeggen. De voornaamste reden waarom ik dit Nederlands Poldernederlands noem, is dat ik het zie als een bijproduct van het veelbejubelde poldermodel. Ik denk dan vooral aan het gunstige economische klimaat dat daar het gevolg van is, maar ook aan de mentaliteitsverandering die daar weer bij hoort. Er ligt een sterke nadruk op het materiële (‘ieder voor zichzelf’) en dat schept weer een sterk individualisme (‘ik maak zelf wel uit wat ik doe of goed vind’). De tweede reden is dat de verschijnselen van het Poldernederlands nogal overeenkomen met die in de dialecten van onder meer de Zuid-Hollandse polders, maar ook van de IJsselmeerpolders, wat overigens niet wil zeggen dat er een direct verband is. En ten slotte: ik vind het ook geen ramp dat het woord Poldernederlands een negatieve bijbetekenis heeft. Er is wel gezegd dat het Poldernederlands eigenlijk niets anders is dan | |
[pagina 228]
| |
een ontwikkelingsstadium van het Standaardnederlands. Ik geloof dat niet. In de eerste plaats is de afstand tussen de standaard-[ei] en de Poldernederlandse [aai] zo groot dat een normale evolutie onwaarschijnlijk is. Uit recent onderzoek blijkt immers dat de [ei] bij standaardtaalsprekende radioreporters gedurende de afgelopen zestig jaar alleen maar minimaal verschoven is (zie de dissertatie van Hans Van de Velde uit 1996), terwijl er tussen [ei] en [aai] een fonetische kloof gaapt. | |
● MedestandersDan de spreeksters. In alle mogelijke situaties op radio en tv, in de Tweede Kamer, enzovoort, waarin mannen en vrouwen als gelijken optreden, is vaak een opvallend verschil in taalgebruik tussen beiden te constateren. Misschien wel het opmerkelijkst in dit verband is dat zelfs in een gezinssituatie jonge vrouwen totaal anders praten dan hun ouders en hun broers. Er is met andere woorden een zodanige breuk tussen vrouwentaal en taal van anderen dat het uitgesloten is dat de eerste uit de tweede geëvolueerd is. Mijn eerste publicatie over het Poldernederlands kreeg nogal wat bijval. De schrijvers van de meeste reacties meenden in mij een medestander te ontdekken, iemand die net als zij opkwam voor de kwaliteit van het Nederlands - en niet helemaal ten onrechte trouwens. Er zijn, is mijn conclusie, toch nog veel Nederlanders wie onze taal ter harte gaat. Zelfs sommige spreeksters van het Poldernederlands interpreteerden mijn objectieve opmerkingen als naar hun mening terechte kritiek en begonnen hun spraak een beetje te beteren. Ineens bleek ook dat veel Nederlanders nog verdraaid goed weten wat ABN is. Of dat het tij ([taai]) zal keren, waag ik te betwijfelen, want daarvoor is veel meer nodig. Vergeet niet dat de [ei] een cultuurproduct is dat door het onderwijs eeuwenlang in stand gehouden is. Nu in datzelfde onderwijs niet meer aan spraakcultuur wordt gedaan, zal de natuurlijke [aai], samen met de andere Poldernederlandse klinkers, onhoudbaar doorzetten. | |
● AmbitiesWaarschijnlijk is het al te laat. Die conclusie zou je kunnen trekken als je een hooggeleerde spreekster (40) hoort die bijzonder interessante en behartigenswaardige dingen zegt, in onvervalst Poldernederlands. Haar ouders komen uit West-Brabant en zelf is ze geboren en tot haar achttiende ook getogen in Schaesberg, Zuid-Limburg. In geen van deze gebieden komen dialecten voor met de befaamde [aai]. Spreekster moet die hebben overgenomen van medestudenten of -scholieren. Op 27 april jl. hoorde ik in het programma ‘Formule 1’ op Radio 1 enkele meisjes praten in Poldernederlands van het zuiverste water. Het ging over hun ambities in het bedrijfsleven, die gigantisch waren, en hun naar eigen zeggen bijzondere kwaliteiten om straks belangrijke functies in de politiek te bekleden. Precies het type vrouw dat het Poldernederlands hanteert: zelfbewust, ambitieus en ook succesvol. Het verbazingwekkende was dat het Marokkaanse meisjes waren, uit Steenwijk en Zwolle; ze zijn lid van het Promotieteam Allochtone Jongeren. Ze gaan in Zwolle op school en hebben nooit in de Randstad gewoond. Hun ouders zijn in Marokko geboren en spreken van huis uit Arabisch. Met andere woorden, deze meisjes hebben dat Nederlands geleerd van hun Nederlandse klasgenoten, die het waarschijnlijk zelf hebben ontwikkeld of overgenomen. Voor de meisjes van het Promotieteam Allochtone Jongeren is het Poldernederlands het Nederlands dat je moet spreken als je wat wilt bereiken. Op een totaal nieuwe situatie wijzen ook de opmerkingen van radioen tv-medewerkers die ik aantrof in het blad De Stem (een uitgave van het ‘multi-voice internationaal stemmenburo’, jaargang 1998, no. 2), en die de strekking hadden dat een presentator of verslaggever zijn taal moet aanpassen aan die van de doelgroep, zeker als die uit jongeren bestaat. Dat is wel even wat anders dan de oude opvatting dat radio of tv op taalgebied een voorbeeldfunctie vervult. Dat was vroeger misschien wel het geval, maar nu blijkbaar niet meer, en dat markeert ook weer een nieuwe fase in de geschiedenis van het Nederlands. | |
● ModelDe titel van mijn eerste artikel over het Poldernederlands luidde: ‘Wordt het Poldernederlands model?’ Ik bedoelde daarmee dat deze variëteit van het Nederlands wellicht in de toekomst overgenomen zou worden door andere groepen sprekers dan de groep waarin het ontstaan is. Omdat dat inderdaad al het geval is (beluister bijvoorbeeld ook de zangers van het serieuze Nederlandse lied), staat er boven dit artikel: ‘Het Poldernederlands ís al model!’. Misschien was nog beter geweest: ‘Poldernederlands verdringt het ABN’, zoals Het Parool (28 maart 1998) kopte. Een terechte formulering, want het Poldernederlands is niet een volgende fase van het Standaardnederlands of ABN, maar een op zichzelf staande variëteit. En natuurlijk kunnen we het Poldernederlands wel standaardtaal gaan noemen, maar dat is dan toch hetzelfde als boter zeggen tegen margarine. |
|