| |
| |
| |
Interview
Jan Erik Grezel
Hij werd op z'n dertigste hoogleraar en kon op z'n zestigste met emeritaat. Sinds het spellingoproer van 1994 en zijn afscheid van de Leuvense universiteit in 1995 houdt de Belgische taalkundige Guido Geerts zich voornamelijk bezig met de nieuwe druk van Van Dale. Een gesprek over de grenzen van het Nederlands.
| |
Prof. Dr. G. Geerts
Guido Geerts (1935) was dertig jaar hoogleraar Germaanse filologie in Leuven. Zijn publicaties bestrijken vrijwel het gehele vakgebied van de Nederlandse taalkunde. Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal verschijnt sinds 1984 mede onder zijn redactie. Geerts was ook redacteur van de beide edities van de Algemene Nederlandse Spraakkunst, en hij schreef een groot aantal taalkundige artikelen en boeken, zoals Aspekten van het Nederlands in Vlaanderen (1974), en stelde bundels samen, zoals Sociolinguïstische studies uit 1981. Echt bekend werd hij door het tumult rond de rigoureuze voorstellen tot spellingherziening in 1994. Maar van de ‘spelling-Geerts’ is het nooit gekomen. Kort na de aftocht van zijn spellingcommissie ging Geerts met emeritaat. Hij werkt nu aan de nieuwste druk van Van Dale, die rond 2000 zal verschijnen.
| |
Guido Geerts: ‘Niet alle taalkunde is wetenschap’
‘Taalstrijd? Alles is taalstrijd in België. Zelfs bij “Dutroux”; daarbij gaat het toch ook om Waalse gendarmes en Vlaamse meisjes. In wezen is de taalstrijd nog altijd een sociaal conflict: een Franse bovenlaag, een Vlaamse onderlaag; geïndustrialiseerd Wallonië, arm, agrarisch Vlaanderen.’
Guido Geerts, dertig jaar lang hoogleraar Germaanse filologie in Leuven, woont en werkt waar het Nederlands ophoudt. Hij wijst over de glooiingen buiten Leuven naar het zuiden. ‘Een paar kilometer verderop ligt de taalgrens. Er is hoe langer hoe minder contact; veel Vlamingen kennen Luik, Namen of zelfs Brussel niet meer. Vroeger hadden we bij ons thuis een Franse en een Nederlandse krant, nu zijn dat gescheiden werelden.’ De rivaliteit klinkt door in het nieuws. Tijdens Wimbledon heeft de Vlaamse radio het over ‘de Vlaming Philip Dewulf’, bij de Walen is het ‘le belge Dewulf’.
| |
● Vlaams purisme
Het Frans rukt op. Vooral Brussel, een Brabantse stad, verfranst volgens Geerts. ‘Dat is de macht van het geld, van het prestige. Als het rond Brussel vol is, komen bijvoorbeeld Europese ambtenaren bijna tot in Leuven wonen en dan gaan de huren hier zó omhoog dat geen enkele autochtoon er nog kan wonen. Brussel was de spons voor goedkope werkkrachten uit Vlaanderen, maar al die Vlamingen hebben om sociaal te evolueren hun kinderen naar Franse scholen gestuurd. Dat houd je niet tegen.’
Geerts voelt zichzelf niet in de eerste plaats Belg of Vlaming, maar Europeaan. ‘Hoe minder grenzen hoe beter. Die emotionele band met een land of streek is vaak romantisch, negentiende-eeuws staatsnationalisme. Bij de studenten was ik nooit zo populair, omdat ik niet puristisch en nationalistisch ben. Hier noemen ze me, hoewel ik Belg ben en altijd in Leuven gewoond heb, “de Hollander”.’
In het eind vorig jaar verschenen boek Geschiedenis van de Nederlandse taal schreef u het hoofdstuk over het Nederlands in België; de lezer proeft daarin bij u een zekere weerzin tegen Vlaams purisme.
‘Dat is geen weerzin, dat is rationaliteit. Leenwoorden zijn er altijd, dat moet je aanvaarden, en het Vlaams purisme camoufleert die. De Vlaming schrijft cultuur met een k omdat het dan minder lijkt op het Frans, de taal van de erfvijand. Als je voor het Nederlands kiest, dan moet je consequent zijn: het Nederlands heeft een aantal Franse woorden die er nu eenmaal bij horen. Iedereen zegt altijd “paraplu”, maar op school moeten de kinderen leren dat het “regenscherm” is, of “duimspijker” in plaats van “punaise”. Dat is krankzinnig.’
In Nederland kun je ook goede sier maken met wat Franse woorden en uitdrukkingen waar we goede Nederlandse equivalenten voor hebben. Gebruikt u weleens cri de coeur of deconfiture?
‘Ja, als ze in Nederland gebruikt worden, gebruik ik ze ook. Dat geldt ook voor Engelse woorden. Nu ben ik niet zo trendy, maar niemand ontkomt eraan en het gaat nu wel ontzettend hard, hè. Maar we zijn niet verfranst, dus misschien worden we ook niet verengelst. Ik geloof niet dat het gevaar bestaat dat onze taal verdwijnt. De frituur in België blijft toch anders dan elders.’
| |
● Aanstrepen
Geerts is zijn loopbaan als lexicograaf begonnen bij het Woordenboek der Nederlandsche Taal, hij eindigt als lexicograaf bij Van Dale. Hoe maak je een woordenboek?
‘Al tientallen jaren lees ik alle kranten en boeken met een pen in de
| |
| |
hand. Ik streep elk woord aan dat nog niet in Van Dale staat. Het is een bestaand woordenboek waarvan elke tien jaar een nieuwe druk verschijnt. Met de huidige techniek kunnen onze assistenten dat selecteren echter veel systematischer doen. Het aanstrepen is eigenlijk ook niet het werk van een redacteur. Maar ik kan het niet laten. Wat ik vanavond in de NRC markeer, hebben drie of vier anderen van ons bureau ook aangestreept, en je kunt er vrijwel zeker van zijn dat dat woord vanochtend ook in de Volkskrant gestaan heeft.’
Zijn die kranten bepalend voor wat er in Van Dale komt?
‘Nee, maar wel een beetje richtinggevend. Je moet ook romans lezen, en wetenschappelijke werken. Er zijn verder tientallen mensen die vrijwel dagelijks brieven schrijven. Met al dat materiaal proberen wij de woordenschat van de afgelopen tien jaar in beeld te brengen. Voor de keuze van een trefwoord hebben we duidelijke criteria: het woord moet een aantal jaren in gebruik zijn én het moet redelijk verbreid zijn.’
Kruyskamp, Geerts' voorganger bij Van Dale, was erg beperkt in zijn bronnen. Hij citeerde veel uit het werk van Gans, een Leidse psychiater met een eigen school en terminologie, en uit dat van de dichter Geerten Gossaert. Geerts en zijn collega's gaan veel meer te rade bij eigentijdse auteurs, zoals Koos van Zomeren. Verder gebruikte Kruyskamp veel ‘opnoemers’, hele rijen samenstellingen met bijvoorbeeld het woord atoom, zonder verdere uitleg. ‘Die hebben wij eruit gegooid. Wij laten meer aan de creativiteit van de taalgebruiker over. Dat vinden de scrabbelaars heel vervelend, want als een woord niet in Van Dale staat, bestaat het niet.’
In een tijd van tien jaar komen en gaan er veel woorden. Poldermodel, flappentap, erectiepil en beursfraude zullen de volgende druk waarschijnlijk wel halen. Volgens Geerts komen er nauwelijks echt nieuwe woorden bij; het zijn meestal samenstellingen, afleidingen, Engelse woorden of nieuwe politieke kreten, zoals gekozen burgemeester.
| |
● Veldwerk
Guido Geerts: ‘De Vlaming schrijft cultuur met een k omdat het dan minder Frans lijkt.’
Vorig jaar verscheen de tweede, geheel herziene druk van de ANS, de Algemene Nederlandse Spraakkunst, dé grammatica van het Nederlands. Geerts is een van de vier hoofdredacteuren. Is er veel veranderd in de nieuwe ANS?
‘Er is ontzettend veel veranderd, onder andere om de toegankelijkheid te verbeteren. Als iemand zit met het probleem “een aantal mensen heeft/hebben”, is er eerst de vraag: waar zoek je dat op? Daarom hebben we het register sterk uitgebreid, ook met die concrete gevallen. Maar toch zullen leken een beetje grammaticale kennis moeten meebrengen om een spraakkunst te kunnen hanteren. Daar ontkom je niet aan. Dat is met zo'n ANS iets anders dan met een woordenboek. Een toekomstige elektronische versie heeft misschien een “parser”, een programma dat zinnen kan ontleden en de delen kan benoemen. Daardoor zou de gebruiker makkelijker kunnen zoeken.’
De kritiek van taalkundigen was dat de ANS niet ‘wetenschappelijk’ genoeg is.
‘Maar niet alle taalkunde is wetenschap. De ANS is er gekomen omdat docenten Nederlands in het buitenland een grammatica wilden. Naast een vlag, een volkslied en een voetbalploeg moet een land toch een woordenboek én een grammatica hebben. Maar er is in die grammatica nog zoveel onduidelijk. Wat is scheef in je schoenen scheeflopen? Een bepaling van gesteldheid? Hoe kan dat een bepaling zijn als het een deel van het werkwoord is? Er moet nog ontzettend veel veldwerk verricht worden in de taalkunde, zoals biologen dat doen: alles grondig in kaart brengen en op basis van die gegevens een
| |
| |
theorie opbouwen. Het veldwerk in de linguïstiek is gedegradeerd tot dialectonderzoek dat naar zo veel mogelijk variatie zoekt, in iedere straat nog weer een andere nuance, terwijl veldwerk gericht zou moeten zijn op het gemeenschappelijke. Ik heb dat zelf ervaren door jaren met die spelling bezig te zijn geweest; dan ontdek je de samenhang en systematiek.’
| |
● Consistent
U hebt acht jaar aan een spellingherziening gesleuteld. Dat werk is in 1994 door de ministers in een halve dag tenietgedaan. Wat ging er mis?
‘Wij hadden de opdracht een consistente spelling te maken. Daaronder verstonden de ministers iets anders dan wij. Zij wilden kortweg: als je fotocopie met een c schrijft, dan fotocopiëren ook. Voor ons was consistentie: regels zoeken die bepalen hoe een woord geschreven wordt en alle woorden daaraan aanpassen. Alleen voor de bastaardwoorden zou dat niet gelden, dus champagne en eau de cologne zouden nooit veranderd zijn, en hetzelfde geldt voor de Engelse leenwoorden. Wij wílden helemaal geen sjampanje en odeklonje, zoals de kranten schreven.’
Dus de voorstellen waren helemaal niet zo ‘vooruitstrevend’?
‘Voor ons was het uitgangspunt niet “een progressieve spelling”. Nee, de fundamentele vragen waren: wat ligt er aan de basis van de Nederlandse spelling, welke combinaties van klanken leveren welke spelling op, en wat zijn de consequenties als je veranderingen doorvoert? Neem de th; je kunt zeggen: de h is overbodig. Maar we moesten ons afvragen of het ergens een functie heeft, behalve een etymologische (dus dat je aan de spelling kunt zien dat het bijvoorbeeld een vreemd woord is). We hebben uitgezocht dat er maar een paar gevallen waren waar je de h nodig hebt voor de uitspraak, bijvoorbeeld in sympathie; laat je daarin de h weg, dan leidt dat tot de uitspraak [sympaatsie]. In die gevallen hadden wij de h willen behouden, in alle andere gevallen: weg ermee. Voor een theoloog is dat moeilijk te verteren, want zonder h in theologie bestaat God ineens niet meer. Maar taalkundig gezien heeft die h geen enkele functie.’
| |
● Toetsing
De commissie deed uitvoerig onderzoek; er werden enquêtes gehouden naar de mogelijke acceptatie. De conclusies waren: mensen willen één spelling, één systeem. Maar het oordeel over aanvaardbaarheid verschilt per woord. In Nederland vindt 80% van de mensen buro acceptabel, in Vlaanderen 20%. Maar met nivo kan dat net andersom liggen. Voor Geerts maakte dat duidelijk dat er een proces van gewenning aan de gang is. Mensen moeten even wennen aan een ander schriftbeeld.
‘Uiteindelijk zouden onze voorstellen getoetst worden aan de praktijk. Wat betekenen de veranderingen bijvoorbeeld voor de leesbaarheid? In schoolboekjes voor de eerste
•
‘Het Groene Boekje wordt bij elke herdruk weer aangepast vanwege alle inconsequenties; iedereen heeft weer een ander Groen Boekje. Het is ongelofelijk hoe ze dat verknoeid hebben.’
•
drie leerjaren zou er niets veranderen, in een roman van Mulisch zouden er per dertig bladzijden zeven wijzigingen optreden. Dat is allemaal uitgezocht. Ook voor de tussen-n. Wat is economisch het best? Ik was zelf voor het schrappen van de tussen-n, maar de meerderheid was voor toevoegen, want dan hoefden er veel minder woorden vervangen te worden.’
Geerts onderschatte het verzet. Hij geeft toe dat het vooral aan ‘massage’ heeft ontbroken. ‘Ik ben daarin als voorzitter misschien naïef geweest. Maar ja, ik ben niet zo'n man die gaat eten met de ministers en de ambtenaren. Ik stel iets voor en als ze het niet willen, dan willen ze het maar niet.’
| |
● Verknoeid
Komt het ooit nog weer goed met die spelling?
‘Ik heb me sindsdien helemaal afzijdig gehouden. Kijk, dat het niet “mijn” spelling geworden is, kan me verder niets schelen. Maar de gang van zaken vind ik beneden alle peil. De beslissing van de ministers ging tegen alle regels van behoorlijk bestuur in. De Nederlandse Taalunie had ons de opdracht gegeven, alleen het parlement kon daar iets in veranderen.’
‘Je hebt nu een “hype” met dat Groene Boekje, er zijn een miljoen exemplaren van verkocht. Maar het wordt bij elke herdruk weer aangepast vanwege alle inconsequenties; iedereen heeft weer een ander Groen Boekje. Het is ongelofelijk hoe ze dat verknoeid hebben. En iedere taalverzorger organiseert een cursus, je vraagt je af waarin, want er is bijna niets veranderd, alleen die tussen-n komt er overal in, voor de rest is het de oude spelling.’
Geerts ziet anderzijds een grote onverschilligheid tegenover spelling. In kranten, boeken en reclame zie je alles door elkaar. Is dat erg? ‘Als ík een spelfout maak, dan heb ik daar geen last van, maar als mijn buurman, die onderofficier is bij het leger, een spelfout maakt, krijgt hij 5000 frank per maand minder, want zijn promotie gaat niet door. Dus dat moet goed geregeld worden. Mocht het ooit tot een echte spellingherziening komen, dan zullen ze ons rapport weer als basis nemen, daar ben ik van overtuigd.’
Maar ze hoeven u niet meer te vragen.
‘Nee, ik zou het nu niet meer doen.’
U bent niet bitter?
‘Degenen die mij kennen, weten dat die spelling mij niets kon schelen. Er is een groot verschil met zaken waar je je echt fundamenteel over opwindt: een ziek kind of een vrouw die wegloopt. Ik ben geëngageerd: als ik iets doe, dan doe ik dat grondig. Maar dat engagement is niet mijn ziel en mijn leven, dat is zakelijk. Ik doe zo'n spellingherziening omdat het nu eenmaal moet gebeuren en ik het leuk vind. Maar als ze die dan niet willen, ben ik daar niet bitter over.’
|
|