Geschiedenis op straat
Enkweg
Riemer Reinsma
Met de engen (ook enken genoemd) is het meestal net zo gegaan als met de overtomen en lijnbanen: ze zijn uit het straatbeeld verdwenen en hebben alleen in straat- en veldnamen hun sporen nagelaten. Een enk was een aaneengesloten akkergebied aan de rand van een dorp. De akkers waren, in ieder geval in later tijd, volgens een bepaalde verdeelsleutel in het bezit gesteld van particulieren. De meeste enken zijn nu volgestouwd met nieuwbouwwijken.
Het systeem van de enken deed rond 700 na Christus zijn intrede en handhaafde zich tot aan de tiende eeuw. Het bestond niet alleen in Nederland, maar ook in Duitsland, Engeland en België. Hoe ging het in zijn werk? Op een gegeven ogenblik had men in een bepaald dorp behoefte aan extra bouwland. De dorpen waren omringd door bos, hei of moeras, en het nieuwe akkergebied moest dus op de omringende natuur veroverd worden. De woeste gronden aan de rand van het dorp werden in ‘blokken’ met lange, smalle akkers verdeeld. Iedere grondbezittende boer in het dorp kreeg een aandeel in de blokken toegewezen dat in verhouding was met de hoeveelheid grond die hij daarvóór al bezat. Tussen de verschillende percelen werden geen afscheidingen aangebracht: geen sloten, geen omheiningen. Wel werd de enk als geheel met een wal of een haag omheind. Daarmee weerde men wilde dieren en rondzwervend vee af. Om te voorkomen dat de grond uitgeput raakte, bracht men er elk jaar een laag dierlijke mest op aan, die vermengd was met heideplaggen. Zo kwam de enk geleidelijk steeds hoger te liggen: elke tien jaar kwam er gemiddeld een centimeter bij. Meestal verbouwde men rogge. Na de oogst lieten de enkboeren hun vee op het stoppelveld grazen: zo kwam er nog wat extra mest bij. Land dat na de negende eeuw ontgonnen werd, rekende men niet meer tot de enk. ‘De aanwezigheid van een eng vormt aldus een belangrijke aanwijzing voor de ouderdom van een nederzetting’, merkt Charlotte Broer op in het boek Over kaken, broodbanken en etstoelen.
Een enk is hetzelfde als een es: ‘het geheel van het aaneengelegen bouwland rondom een dorp’. Toch is het beter de termen niet door elkaar te gebruiken. De woorden enk en eng worden ruwweg gebezigd in het gebied ten westen van de lijn Zwolle - Windesheim - Raalte - Holten - Markelo - Geesteren - Eibergen - Bredevoort. Zwolle en Raalte (beide met een Enkstraat) en Holten (met een Enkweg) liggen zelf nog net in het enk-gebied.
De Huizer Eng bij Huizen en, rechtsboven, de Engweg en de Brede Englaan.
Bron: Falkplan plattegrond van Hilversum/Het Gooi
Worden de woorden eng en enk dan wél door elkaar gebruikt? Alle woordenboeken en encyclopedieën beweren van wel. Maar als we de twee varianten uitzetten op de landkaart van Nederland, is die stelling niet meer houdbaar. Dan blijkt dat de vorm eng bijna uitsluitend in het westen gebruikt wordt, en enk eigenlijk alleen in een meer oostelijk gelegen gebied. De oostgrens van het eng-gebied wordt gevormd door een zigzaglijn ten oosten van Putten, Garderen, Hoogland, Den Dolder, Harskamp, Wekerom, Otterlo, Lunteren, Ede, Bennekom, Rhenen en Megen. (Van Enkhuizen is overigens onzeker of de naam met eng/enk te maken heeft; deze vorm kan ook betrekking hebben op ‘de huizen van Enke’, waarin Enke een persoonsnaam is.)
Gelukkig zijn niet alle enken van de aardbodem verdwenen. Ten zuiden van Huizen bijvoorbeeld ligt de Huizer Eng, met lieflijk heuvelende akkers en bossen. Maar ook deze eng is niet meer zo groot als vroeger. Hij moet zich ooit een halve kilometer verder naar het noorden hebben uitgestrekt, tot het gebied waar de Engweg en de Brede Englaan liggen.