● Decoderen
Wat gaat er bij dyslectici dan precies mis met de klankverwerking? Voordat een woord wordt herkend en verder verwerkt in het geheugen, moet het eerst in klanken worden opgedeeld. Bij het woord knop, bijvoorbeeld, gaat het dan om de klanken [kn], [ô] en [p]. Wanneer we een woord horen, gaat die ‘opdeling’ automatisch; we hoeven er niet eens bij na te denken. Maar bij het lezen gaat het niet vanzelf; het ‘decoderen’ van de op schrift gestelde klanken vereist behalve training ook een zekere aanleg. Dyslectici hebben op dit gebied onvoldoende aanleg, waardoor er als ze lezen allerlei storingen optreden, en het leesproces veel langzamer verloopt. Knop zou een dyslecticus kunnen lezen als knoop, en ook als hij er keurig knop van maakt, is de kans groot dat hij daar relatief veel tijd voor nodig heeft.
Kinderen met dyslexie lijken het meest gebaat bij een intensieve begeleiding door een psycholoog of orthopedagoog. Die begint met een uitgebreide diagnostiek. Aan de hand van psychologische tests wordt bekeken of er geen andere oorzaken van de leerproblemen zijn. Die andere oorzaken kunnen zijn: onvoldoende intelligentie, zintuiglijke problemen (horen, zien), gebrekkige kennis van het Nederlands en emotionele problemen.
Nadat vast is komen te staan dat het echt om dyslexie gaat, kan een behandeling worden begonnen die gericht is op twee activiteiten: lezen en spellen. Er zijn verschillende technieken toepasbaar om het lezen te verbeteren, afhankelijk van twee aspecten: snelheid van lezen en nauwkeurigheid. Het eerste gebeurt vaak met behulp van de computer, waarbij het tempo waarin de woorden worden ‘aangeboden’ wordt gevarieerd. De nauwkeurigheid kan worden verbeterd door met behulp van een cassetterecorder de hardop gelezen tekst op te nemen. Daarna kunnen bij het terugluisteren de fouten worden doorgenomen.