(Vergeten woorden...)
Kroefelen en kriffelen
Hans Heestermans
Hoe krevelen dus aen mijn krop,
U ving'ren, (als een spinnekop,
De welke in ‘t Webb’ loopt na de vliegen)
J. van der Veen, Raetselen, 1653
Hoe creuelt zijn herte (gezegd van iemand die verliefd is)
Colijn van Rijssele, Spiegel der Minne, begin 16de eeuw
De vingeren van de geliefde kriebelen zachtjes over de hals van haar minnaar en dat kriebelen wordt vergeleken met de onrustige, onregelmatige bewegingen van de poten van een spin die in zijn web naar de verstrikte vliegjes loopt. Hij krijgt er de kriebels van in zijn hart. Volslagen verliefd.
Zet een krab, dat aardige, opzijlopende diertje, op een spiegelgladde vloer. Hij probeert 't wel, 't lopen, maar 't lukt hem niet. Zijn tengels glijden naar links en naar rechts. Ze schuiven onder zijn lijf vandaan.
Wij stopten vroeger een meikever (die we in Brabant meulenèèr noemden) in een lucifersdoosje. O, schanddaad. Deed je het doosje open, dan ondernam het arme beestje pogingen eruit te klimmen. Ook hem lukte dat, door het gladde oppervlak, niet.
Hij kriffelt, zeggen ze in delen van West-Brabant zowel van krab als kever. En kriffelen en krevelen uit het bovenstaande gedicht zijn natuurlijk verwant. Er is nog een derde vorm: kroefelen. Het betekent zoiets als ‘zich bewegen door een plek waar het zeer nauw is’. Bijvoorbeeld door het vooronder van een zeilboot, of door een overvol gemeubileerde kamer. Ook een gangetje kan kroefelig zijn als het vol staat met fietsen, dozen en stapels kranten waar je je langs moet slingeren. Kriffelen en kroefelen zijn varianten van krevelen, en dat is weer verwant aan kriebelen, krabbelen en krauwen. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal kent bij de kr nog een reeks van andere kriebelwoorden: kribben, kribbelen, kriemen, kriemelen, krieuwelen, krieuwen en krievelen.
Het mooie is dat al die woorden waarschijnlijk zijn afgeleid van die krab. Omdat hij zich zo kriemelend voortbeweegt. Plastische woorden. Gebruik ze weer, dan krevelt uw hart.