■ Employability
R.P. Versteeg - accountmanager verzekeringsmaatschappij, Elst (Gld.)
Op blz. 10 van het januarinummer vertaalt Frank Jansen het woord employability met ‘inzetbaarheid’. Op zichzelf is dat natuurlijk juist, maar het valt op dat dit modewoord voor verschillende uitleg vatbaar is.
De voorzitter van onze raad van bestuur zegt dat ‘employability ervan uitgaat dat de werknemer, met hulp van de werkgever, zelf verantwoordelijk is voor zijn ontwikkeling en marktwaarde’. Maar in het februarinummer van FiscAlert staat het volgende:
Af en toe duiken nieuwe termen op, zoals employability. Niemand lijkt precies te weten wat dat betekent. De inhoud die eraan wordt gegeven is vaak afhankelijk van het standpunt dat men vertegenwoordigt. Werkgevers zien het als tijdelijke (flexibele) arbeidscontracten, bereidheid van werknemers om over te werken, verplichte scholing, bereidheid van werknemers overgeplaatst te worden en verantwoordelijkheid van werknemers voor de onderneming. Werknemers en vakbonden daarentegen zien employability als verbetering van arbeidsvoorwaarden, meer ATV, flexibel verlof, flexibel pensioen, recht op scholing en recht op meebeslissen.
Het kabinet ziet in deze term de van werknemers te verwachten flexibiliteit om van baan of zelfs van beroep te wisselen gedurende hun actieve periode (aldus Kok).
Employability is onmiskenbaar een maatschappelijke trend. Werknemers die niet bereid zijn om zich flexibel in te zetten voor het bedrijf, verliezen hun recht op een baan voor onbepaalde tijd. Daar staat tegenover dat werkgevers die niet investeren in de ontwikkeling en het welzijn van hun werknemers en de arbeidsomstandigheden, financieel worden gestraft door een hogere WAO-premie en verzuimkosten.
In alle verklaringen zit weliswaar een kern van overeenkomst, maar er zijn ook enkele opmerkelijke verschillen. Dat wilde ik even aan de lezers voorleggen.