(Vergeten woorden...)
Hans Heestermans
De gans rijden
Dr. C. Kruyskamp, van 1941 tot 1976 hoofdredacteur van de grote Van Dale, was een zeer eigenzinnig man. Zo weigerde hij om in ‘zijn’ woordenboek ‘onzinwoorden’ als boterberg en boerenmetworst op te nemen. Waarom? Kruyskamp hield veel van de taal, maar niet van het moderne taalgebruik. Hij was in hart en ziel een negentiende-eeuwer. Veel van de moderne woorden beschouwde hij dan ook als een aanslag op de negentiende-eeuwse cultuur. In zijn inleiding op Van Dale (1976) schrijft hij: ‘Van Dale is in oorsprong een negentiende-eeuws woordenboek, en hoezeer de bewerker er in de opeenvolgende drukken naar gestreefd heeft het inderdaad bij te werken en te moderniseren, dat oorspronkelijke karakter is toch opzettelijk en weloverwogen gehandhaafd. In de negentiende eeuw immers heeft de Nederlandse taal haar grootste expansie bereikt. Het is bij uitstek de eeuw van het geschreven en gedrukte woord, de eeuw van de gecultiveerde stijl.’ In die tijd ontstaat er ‘een enorm reservoir van uitdrukkingen, zegswijzen, wendingen, kortom van taalmogelijkheden’ waaruit de taalgebruiker ‘slechts te putten heeft om ze weer te actualiseren’.
Er is heel wat op deze eigenzinnige opvatting af te dingen, maar Kruyskamp had in één opzicht wel gelijk: er leeft ondergronds zo'n grote hoeveelheid uitdrukkingen, zegswijzen en spreekwoorden dat het jammer is dat we ze niet uit die ondergrond opdelven en weer gaan gebruiken. Wat dacht u bijvoorbeeld van dan gooien we de boter tegen de zolder, ‘dan zullen we eens even flink feest gaan vieren’? Of van de boter gevreten hebben, ‘het altijd gedaan hebben, overal de schuld van krijgen’? Mooi toch?
Een heel fraaie is de gans rijden met iemand, ‘iemand voor de gek houden’. Fraai, maar gruwelijk wat de etymologie betreft.
Er bestond een afgrijselijk volksvermaak dat nog niet zo lang geleden is afgeschaft. Het vond plaats op carnavalszondag. De deelnemers ervan reden op paarden. In een laan werd tussen twee bomen een touw gespannen waaraan een levende gans, met de kop naar beneden, werd opgehangen. In het boek De volksvermaken van J. ter Gouw (1871) staat te lezen: ‘De uitgerekte hals van 't arme dier werd met zeep besmeerd; en dan kwamen de ruiters elk op hun beurt in galop onder het touw doorrijden, en grepen den gans bij den kop, en trokken wat ze konden. (...) Zes ganzen moesten op die wijze den kop ik verloren hebben, eer 't spel ophield.’
Dat ‘spel’ heette ‘gansrijden’. De uitdrukking de gans met iemand rijden is hieraan ontleend. De gans ondergaat een gruwelijke en pijnlijke lichamelijke kwelling. Daarbij vergeleken is ‘voor de gek houden’ maar een pindanootje.
Gruwelijk of niet, plastisch zijn ze, deze uitdrukkingen. Alle drie.