● Onbevangen
Robbers was toen al bezig aan haar proefschrift over de zinsbouw van het Afrikaans, waarop ze eind vorig jaar promoveerde. Het overkwam haar in de loop van haar onderzoek vaker dat een vreemde constructie - die ze in geen enkele bestaande grammatica terugvond - haar pad kruiste.
Hoe kan dat nu? ‘Voor Zuid-Afrikaanse taalkundigen zijn die zinnen te alledaags’, zegt Robbers. ‘Ze vallen hun niet eens meer op. Een buitenstaander kijkt er wat onbevangener tegenaan.’ Een probleem bij de bestudering van het Afrikaans is lange tijd geweest dat de taal en het land waar ze gesproken werd, geïsoleerd waren. Maar weinig geleerden waren bereid zich te laten meeslepen door een Afrikaanse zinsconstructie.
Gelukkig begint dit nu te veranderen. Dat komt volgens Robbers ook de studie van het Nederlands ten goede. ‘Jacob Cats, een zeventiende-eeuwse Nederlandse dichter, kon nog schrijven: “Een waterlandsche Trijn sat eens ajuyn en schelde.” Die constructie met en is uit het moderne Nederlands helemaal verdwenen, en vervangen door een constructie met te: “Trijn zat uien te schillen.” Uit de schaarse schriftelijke bronnen die we nog hebben, kunnen we het precieze gebruik van deze vorm in het zeventiende-eeuwse Nederlands nauwelijks nog achterhalen.’
Afrikaanstaligen kennen de constructie nog wel: ‘Sy sit 'n boek en lees’, zeggen zij. Het voordeel van een Afrikaner boven Jacob Cats is dat we de eerste tenminste nog eens wat kunnen vragen. Robbers is achter veel details van de constructie gekomen door in Zuid-Afrika met Afrikaners te spreken en door ze in de jaren erna te bestoken met vragen in e-mailberichten.