● Romeinse bouwkunst
Bij kelder hebben we te maken met een Latijns leenwoord uit de Romeinse tijd. De Romeinen waren meesters in de bouwkunst en dat kunnen wij nog in heel wat woorden terugvinden. Bijvoorbeeld in straat, mum, venster, kamer, zolder en kelder. Zoals donder ontstaan is uit donner (en dat weer uit Donor), zo hebben ook zolder en kelder een secundaire d. Ze zijn via soller en keller respectievelijk ontstaan uit de Latijnse woorden solarium ‘plat dak waar de zon op schijnt’ en cellarium ‘koele plaats om de spijzen te bewaren’. De c werd in die tijd in het Latijn nog als een k uitgesproken. Als dat niet zo was geweest, dan hadden wij nooit een k kunnen hebben in kelder en keizer. Maar bij Caesar zeggen wij een s en bij cel ook. Dat komt omdat men de naam van de eerste keizer in latere eeuwen anders uitsprak en omdat cel ook pas in een latere tijd ontleend is aan het Latijnse cella. Toen duidde de c voor een e geen k-klank meer aan.
Vloer is te vergelijken met het Duitse Flur ‘gang, veld’ en met het Engelse floor ‘bodem, verdieping’. Ook in het Middelnederlands heeft vloer ‘verdieping’ betekend. Het woord bodem, ten slotte, is verwant met het Latijnse fundus ‘bodem, grond’, dat in het Frans geleid heeft tot fond en waarvan funderen en fundament zijn afgeleid. Drink je een glas ‘ad fundum’ uit, dan doe je het in één teug; je gaat tot de bodem.