Onze Taal. Jaargang 67
(1998)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
Biologen verlaten Babylon
| |
● UitzonderingInderdaad is een deel van de aanpassingsproblemen nu achter de rug. Nijvere handen hebben de schoolboeken bijgewerkt, bedrijven hebben hun drukwerk vervangen en een klein miljoen mensen heeft voor twijfelgevallen het Groene Boekje bij de hand (zij het niet altijd de laatste druk). Maar er zijn ook groepen die nog midden in de misère zitten. De plantkundigen bijvoorbeeld, die volgens het boekje voortaan kattekruid naast kattenstaart moeten schrijven, en paardebloem naast paardenstaart. Hoe komt dat? De hoofdregel zegt dat in samengestelde woorden een tussen-n wordt geschreven als het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat uitsluitend een meervoud op -en heeft. Woorden die met kat- of met paard- beginnen, voldoen aan deze voorwaarde en zouden dus een tussen-n moeten krijgen. Maar een uitzonderingsregel wil dat die tussen-n niet geschreven wordt als het eerste deel van de samenstelling een diernaam is en het tweede deel een plantkundige aanduiding. Kat en paard zijn diernamen, kruid en bloem zijn plantkundige aanduidingen, maar staart is dat niet. Vandaar. U vindt het allemaal in detail op bladzijde 25 van het Groene Boekje (regel [1] en uitzondering 3). | |
● OverboordMen kan zich afvragen waarom deze uitzonderingsregel - die de toepassing van het nieuwe spellingsysteem er natuurlijk niet eenvoudiger op maakt - is opgenomen. De Nederlandse Taalunie, waarvan de opdracht tot het samenstellen van het Groene Boekje afkomstig is, laat zich daar niet over uit. In taalkundige kringen gaat het gerucht dat het iets te maken heeft met de meer dan 130 jaar oude Woordenlijst van De Vries en Te Winkel. Daarin stond een aparte regeling voor het schrijven van een tussen-n in ‘samengestelde namen van planten, wier eerste lid een diernaam is’. Deze voorschriften zijn echter ruim veertig jaar geleden - samen met andere ballast - overboord gezet. Heeft een of andere kwade geest ze bij de voorbereiding van de spellingherziening-1995 weer opgevist? Wie er meer over weet, mag het zeggen.
In de nieuwe spellingregeling wordt niet meer over plantnamen gesproken. De hierboven bedoelde uitzonderingsregel is zo geformuleerd dat hij geldt voor álle samenstellingen die uit een diernaam en een plantkundige aanduiding bestaan, dus ook voor woorden die geen plantnaam zijn, zoals paardenvijg en muizetarwe (een muizengif op basis van tarwe). Uit publicaties van de Taalunie blijkt echter dat zij deze regel - in afwijking van de bewoordingen in het Groene Boekje - alleen op plantnamen toegepast wil zien. Dus vinkezaad voor de plant met die gele bloemetjes, maar vinkenzaad voor het vogelvoer. Welke weg bij het samenstellen van de Woordenlijst is gekozen, is niet helemaal duidelijk. Bij muizetarwe heeft men zich aan de officiële regeling gehouden, bij paardenvijg schijnt men de daarvan afwijkende interpretatie van de Taalunie te hebben gevolgd. | |
● ApekoolOok apekool wordt in dit verband wel genoemd, maar dat is een ander geval. Kool is hier namelijk geen plantkundige aanduiding en uitzondering 3 is dus niet van toepassing. Toch is de tussen-n weggelaten, ditmaal op grond van uitzondering 5, die op bladzijde 25 van het Groene Boekje als volgt is geformuleerd: ‘Een van de delen is niet (meer) herkenbaar als afzonderlijk woord in de oorspronkelijke betekenis.’ Dit zijn voorbeelden van het etymologische gehakketak waar tegenwoordig elke serieuze speller op zijn tijd aan mee moet doen. Zo hoor je soms groteske discussies over de sla in kreeftensla en het bos in luizenbos. Deze twee staan (met -n-) in de Woordenlijst, maar dat is natuurlijk niet het geval met gelegenheidssamenstellingen zoals vooral kinderen die maken: olifante(n?)boom, konijne(n?)struik. Tekenend is ook het volgende gesprek. A: Paddestoel heeft terecht geen tussen-n; een pad is immers een dier. B: Ja, maar stoel is geen plantkundige aanduiding. C (een | |
[pagina 91]
| |
taalkundige): Toch wel, kijk maar in de grote Van Dale, trefwoord stoel, betekenis 8. D (een plantkundige): Weten jullie wel dat paddestoelen in de wetenschap allang niet meer tot het plantenrijk worden gerekend? | |
● MaretakEn daarmee zijn we terug bij de plantkundigen, die bezig zijn de spelling van plantnamen (in Nederland alleen al zo'n tweeduizend) aan te passen. De hierboven besproken uitzonderingsregels zijn niet het enige punt waar zij last van hebben. Een ander probleem is dat het al dan niet schrijven van een tussen-n ook afhangt van de vraag of het eerste deel van zo'n naam een zelfstandig naamwoord dan wel een werkwoord is (regel [2]e, blz. 26 Groene Boekje). Wordt het fluitenkruid omdat je van de steel een fluit kunt maken, of fluitekruid omdat je erop fluiten kunt? (Antwoord: met tussen-n.) Is het krabbenscheer omdat de bladen van deze plant op krabbenscharen lijken, of krabbescheer omdat die doornige bladen zo krabben? (Conclusie plantkundigen: met tussen-n. De Woordenlijst laat de -n- weg, niet vanwege de doorns, maar op grond van uitzondering 5.) De oplossing van dergelijke kwesties vergt een onderzoek naar de oorsprong van benamingen die soms honderden jaren geleden in verre landen zijn ontstaan! Weer een ander struikelblok vormen de samenstellingen waarvan het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat op een toonloze e eindigt. U kent dat gejojo wel: secretaressebond naast bibliothecaressenbond, sirenegeloei naast sirenenzang. Bij de omspelling van plantnamen moet deze kwestie telkens weer uitgezocht worden, ook voor woorden die helemaal niet in de Woordenlijst staan, zoals malrove en eppe. Maar zelfs als zo'n woord er wél in staat, moet er verder worden gespeurd; zo bleek bijvoorbeeld de mare van maretak niet de mare van het Groene Boekje te zijn. | |
● AdviezenWat doe je als beroepsgroep als je tegenover zo'n lawine van problemen komt te staan? Je benoemt een commissie. Dat heeft de algemene beroepsvereniging van biologen, het NIBI (Nederlands Instituut voor Biologie), inderdaad gedaan. De commissie, samengesteld uit deskundigen op het gebied van biologische naamgeving, kwam tot drie adviezen. Het NIBI-bestuur heeft eind vorig jaar een oproep gedaan om deze adviezen te volgen.Ga naar voetnoot(*) Hieronder volgt een vrije vertaling.
A. Negeer de uitzondering inzake diernamen. Schrijf dus, in afwijking van het Groene Boekje, kattenkruid en paardenbloem. Evenzo duivenkervel, eendenkroos, garnalenplant, schapengras, vossenbes. Ook vliegenzwam, maar dat is geen afwijking van de spellingregels, doch veeleer een correctie van de Woordenlijst. (Een zwam is geen plant en zwam is dus geen plantkundige aanduiding.)
B. Gebruik nooit een tussen-n in samengestelde plantnamen waarvan het eerste deel op een toonloze e eindigt. Schrijf dus, in afwijking van het Groene Boekje, kaardebol. En verder doddegras en mirtestruik, in afwijking van de schrijfwijze die in de Woordenlijst gebruikt zou zijn als deze woorden waren opgenomen.
C. Dit advies gaat over het gebruik - van hoofdletters. We gaan er hier niet op in.
Bij het beoordelen van deze oproep dient men in het oog te houden dat het NIBI niet de algemene afschaffing van bepaalde spellingregels propageert. Het beveelt alleen aan om een bruikbaarder systeem te volgen bij het schrijven van ‘biologische namen’. Dit begrip omvat niet alleen de we- ● tenschappelijke benamingen van planten, maar ook die van dieren, van fungi (alles wat we in het dagelijks leven schimmels, gisten, zwammen of paddestoelen noemen) en van lagere organismen. Ook de namen van delen van planten, dieren, enz. vallen eronder (cassavewortel, antilopenek). | |
● In de praktijkDe drie adviezen worden op diverse plaatsen al in de praktijk gebracht. • Van Heukels' flora van Nederland verschijnt dit jaar een bijdruk in de NIBI-spelling, met een overzicht van de omgespelde termen. • In Encarta 98 - Winkler Prins editie, de Nederlandse versie van de bekende encyclopedie op cd-rom, beantwoordt de spelling van biologische namen nu al aan het NIBI-systeem. Alleen paddestoel is nog zonder -n-, maar dat wordt in de volgende editie rechtgetrokken. • Het Biologische Basisregister van het Centraal Bureau voor de Statistiek, de meest geraadpleegde namenverzameling op dit gebied in Nederland, gaat stapsgewijs over op NIBI. Alle gegevens uit ‘gezaghebbende bronnen’ (dus straks ook de nieuwe Heukels') worden opgenomen. Voorlopig werkt men met twee parallelle registers. • Het Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis in Leiden werkt eveneens aan een verzameling van biologische termen, geheel in NIBI-spelling. Het publiek krijgt toegang tot dit bestand in het binnenkort te openen Natuurinformatiecentrum en straks ook via Internet. • Vermeldenswaard is verder dat de grote Van Dale (1995) en De Nieuwe Spellinggids een spellingsysteem hanteren waarvan de uitkomsten in de meeste gevallen overeenkomen met wat het NIBI-bestuur voor ogen staat. Het NIBI heeft zijn drie adviezen vorig jaar met de Taalunie besproken. Men vond het daar allemaal heel interessant, maar kon er voorlopig niets mee doen. Wel werd beloofd de voorstellen te betrekken bij de voorbereiding van de nieuwe editie van de Woordenlijst. Zijn de Nederlandse biologen hun tijd tweeduizend achthonderd en drie dagen vooruit? | |
Het bos inUitzondering 5 wil dat samenstellingen geen tussen-n krijgen als een woorddeel in zijn oorspronkelijke betekenis niet meer herkenbaar is (klerelijer, flierefluiter). Een nogal subjectief criterium, dat niet bij elke taalgebruiker tot dezelfde uitkomsten leidt. |
|