■ Vaststaan
Gaston Dorren - journalist, Amsterdam
In het januarinummer stelt Joop van der Horst dat vaststaat dat... als ‘vast staat dat...’ geschreven moet worden. Ik ben dat met hem eens, maar de redenering waarmee Van der Horst zijn bewering schraagt, overtuigt me niet volledig. Het is zijn eigen - volgens hem ongrammaticale - voorbeeldzinnetje ‘Wegsturen ze toch iedereen’ dat twijfel zaait. Hardop uitgesproken, met een klemtoon op weg, klinkt het me wel degelijk grammaticaal in de oren, veel beter dan ‘Opbel me maar’, een ongrammaticale zin die volgens Van der Horst vergelijkbaar is.
Ik denk dat het verschil tussen beide zinnen te maken heeft met de mate waarin het vooropgeplaatste element een zelfstandige betekenis heeft. Vooropplaatsing lukt beter naarmate de betrokken elementen een zelfstandiger betekenis hebben. ‘Wég sturen ze toch iedereen’ heeft als overeenkomst met ‘vast staat (dat...)’ dat beide zinnen beginnen met een woord(deel) dat een zelfstandige betekenis heeft, weg respectievelijk vast. In het als ongrammaticaal gepresenteerde voorbeeld ‘opbel me maar’ heeft op geen zelfstandige betekenis, althans niet een die nog herkenbaar is in opbellen. Dat is van belang omdat een eigen betekenis het mogelijk maakt dit woord(deel) te benadrukken door het vooraan in de zin te zetten. Deze truc kan niet worden uitgehaald met woord(del)en die geen eigen betekenis hebben. Vergelijk de zin ‘Úít gingen haar kleertjes’ - smetteloos kinderboeken-Nederlands - maar eens met de onzin-zin ‘Uitperste hij de sinaasappel’. Het eerste uit heeft een zelfstandige betekenis: kleren (boeken, lampen) kunnen uit zijn. Het tweede uit heeft geen betekenis zonder het bijbehorende -persen. Om dezelfde reden is Van der Horsts ‘opbel me maar’ inderdaad nonsens, maar kan ‘óp ging de hele fles’ weer wel.
Zoals gezegd bestrijd ik Van der Horsts conclusie niet. Waar ik hierboven spaties heb geplaatst in de mijns inziens grammaticale voorbeeldzinnen neig ik ertoe inderdaad een spatie te plaatsen, omdat het hier nou juist gaat om op, uit, vast en weg als woorden met een zelfstandige betekenis. Daar staat tegenover dat dat dan ook geldt in ‘toen de kleertjes uitgingen’, waar toch niemand een spatie plaatst na uit. Moet dat misschien wel?