| |
| |
| |
Spreken in een imaginaire wereld
Over Newspeak en andere fantasietalen
Rolandt Tweehuysen - Amsterdam
Naast hulptalen bestaan er ook fantasietalen. Beide zijn ooit door iemand bedacht, maar terwijl hulptalen bedoeld zijn voor mensen, in de echte wereld, worden fantasietalen gebruikt door niet-bestaande wezens in een niet-bestaande wereld.
In The Dictionary of Imaginary Places staat een beschrijving van ruim duizend niet-bestaande werelddelen, landen, eilanden, steden en gebieden zoals die in de wereldliteratuur te vinden zijn. Bij een kleine honderd daarvan wordt ook iets over de aldaar gesproken taal gezegd. Zelden gaat het boek dieper in op het karakter van deze talen, behalve als ze erg ‘raar’ zijn. Meestal ligt het accent van de beschrijving op de structuur van de taal.
| |
● Zangerig
Myra Edwards Barnes gaat in haar studie Linguistics and languages in science fiction-fantasy heel wat verder. Ze probeert te achterhalen wat voor soort talen de fictieve wezens zoal spreken. Ook gaat ze na of deze talen als natuurlijke taal mogelijk (‘spreekbaar’) zouden zijn en aan andere taalkundige eisen voldoen.
Barnes ontdekte dat ook de schrijvers van verhalen waarin fantasietalen voorkomen, zich bij de beschrijving daarvan nogal op de vlakte houden. In hun werk heten zulke talen ‘modern’, ‘dood’, ‘archaïsch’, ‘primitief’ of zelfs ‘onbekend’. Ze zijn heel lastig of juist ontzettend eenvoudig, en soms kunnen ze helemaal niet geschreven worden. Veel talen hebben iets raars: er zijn talen zonder klinkers, zonder medeklinkers of met alleen eenlettergrepige woorden. Talen kunnen ook ‘onnatuurlijk’ zijn omdat ze uit dierengeluiden bestaan of telepathisch overgebracht worden. Talen die sissend, fluisterend, zacht, zangerig of sierlijk klinken, worden vrijwel altijd ‘mooi’ gevonden en in vredige landen (utopieën) gesproken. Talen met harde, raspende, klikkende of gutturale klanken zijn ‘lelijk’ en typerend voor oorlogszuchtige landen en dictaturen.
| |
● Sevarambisch
Welke opmerkelijke fantasietalen zijn er zoal? Ik doe een kleine greep. Een van de oudste voorbeelden is het Sevarambisch. Het komt voor in l'Histoire des Sévarambes van Denis Vairasse d'Alais (1677), een verhaal over een groot eiland ten zuidoosten van Java. Het Sevarambisch is uitgevonden door Sévarias (anagram van Vairasse), die elementen van verschillende werkelijk bestaande talen met elkaar combineerde. Vairasse was een grammaticus, en de Sevarambe-taal heeft een goed doorwrochte grammatica, geïnspireerd op de Franse taalbeschrijving van Port-Royal. De taal is geheel logisch en bevat alle elementen van een echte taal. Zo maken de Sevaramben bij de werkwoordsvervoeging onderscheid tussen dingen en mannelijke en vrouwelijke bezielde wezens. Dat geldt ook voor de eerste persoon. Als een vrouw zegt ‘ik bemin je’ wordt dat ermané, maar als een man het zegt, wordt het ermana.
Klassieke voorbeelden van verzonnen talen zijn verder te vinden in Swifts Gullivers reizen (1726). De talen van Swift vallen op door hun doordachtheid. Paarden spreken een taal vol labialen, nasalen en glijders, klanken die weinig tongacrobatiek vereisen, klanknabootsend zijn, en geschikt zijn voor de stembanden van deze dieren. Verder maakt Swift uitgebreid gebruik van metathesis (het verwisselen van letters, bijv. born/bron), het omkeren van lettergrepen, dissimilatie (verandering van een medeklinker onder invloed van dezelfde medeklinker verderop in het woord, bijv. tovenaar uit toveraar), assimilatie (het gelijkmaken van twee medeklinkers, bijv. balling uit banling) en anagrammen. Maar in tegenstelling tot de taal van de Sevaramben ontbreekt hier een uitgewerkt grammaticaal systeem.
| |
● Gedocumenteerd
Verder is er het Vril. Het komt voor in The coming Race van Edward George Earle Bulwer-Lytton (1871), een van de weinige boeken uit de 19de eeuw waarin de imaginaire taal een allesoverheersende rol speelt. De taal weerspiegelt de gehele stand van de taalkunde op dat moment. De schrijver besteedt een heel hoofdstuk aan de taal Vril, gesproken in het onderaardse land Vril-ya (waarschijnlijk onder Newcastle, Engeland). Het gaat om een algemene taal met diverse dialecten.
De bekendste voorbeelden van fantasietalen komen voor in het werk van Tolkien. In zijn trilogie In de ban van de ring (1954) heeft hij een hele reeks talen geschapen, die alle goed gedocumenteerd zijn in verscheidene appendices, en later in aparte grammatica's. Deze verregaande uitwerking van fantasietalen is een zeldzaamheid in de literatuur. Het is dan ook zeker een omissie dat in de Nederlandse versie (althans in de mijne,
| |
| |
in 1968 uitgegeven in de Prismareeks) niets is terug te vinden over deze talen. Deel drie van de Engelse uitgave bevat zes appendices, waarvan er twee over de talen gaan. In de Nederlandse versie (De terugkeer van de koning) staan slechts drie appendices, en alles over de talen is weggelaten. De talen uit In de ban van de ring vallen op doordat ze zo ‘echt’ zijn: er is niets grappigs of onnatuurlijks aan. Soms gaat het ook om een ‘echte’ taal: zo is de taal van Rohan gewoon Oudengels.
| |
● Fantasiegeschiedenis
Er zijn in de literatuur diverse pogingen gedaan om de oorspronkelijke ontwikkeling van een bestaande taal zodanig om te buigen dat er uit een oude taalvorm een nieuwe taal ontstaat die anders is dan de ‘echte’ nieuwe taal. In De Camps Wheels of If (1948) vinden we een soort Engels dat heden ten dage had kunnen bestaan als het Oudengels ten tijde van de Synode van Whitby (664) zich anders had ontwikkeld, dat wil zeggen als de Angelsaksische wereld zich op de Keltische kerk had georiënteerd in plaats van op de Romaanse. Dan zou het Engels helemaal geen Romaanse leenwoorden hebben gehad, en waren ook allerlei fonetische ontwikkelingen achterwege gebleven of anders verlopen. We hebben hier feitelijk niet met een fantasietáál te maken, maar met een fantasietaalontwíkkeling, voortkomend uit een fantasiegeschiedenis en leidend tot een nieuwe taal.
Zoals gezegd beschrijven de meeste auteurs niet meer dan gedeeltes van hun gecreëerde taalsysteem. George Orwell vormt daar een gunstige uitzondering op. In zijn boek 1984 (1949) geeft hij een compleet overzicht van Newspeak, de taal die omstreeks 2050 het hedendaagse Engels vervangen moet hebben. Orwell kan Newspeak - als element in een dictatuur - gemakkelijk helemaal beschrijven, omdat het gebaseerd is op het Engels, en dat kent de lezer al.
| |
● Onbekend leerproces
Als een fictieve held bij een vreemd volk terechtkomt, kost het meestal maar een paar bladzijden voordat hij hun taal vloeiend spreekt. Daar er geen leerboeken of woordenboeken beschikbaar zijn, leert hij de taal zoals missionarissen en veldonderzoekers een vreemde taal leren. Maar volgens de hiervoor genoemde Barnes gaat het in sciencefiction wel erg snel, en bovendien geven moderne SF-schrijvers meestal geen uitputtend verslag van de wijze waarop de held de onbekende taal verwerft. Waarschijnlijk gaan ze ervan uit dat de lezer daarin niet geïnteresseerd is, of wellicht weten ze zelf niet hoe zo'n leerproces verloopt. Een boek als C.S. Lewis' Out of the Silent Planet (1938) is een uitzondering. Daarin komt ene Ransom uit Oxford op Mars terecht, en vervolgens wordt nauwkeurig beschreven hoe hij de taal van Mars meester wordt en ontdekt dat er zelfs dialecten bestaan.
Ook op het obscure Mercurius wordt taal gebruikt. Volgens Béthune (Relation du Monde de Mercure, 1750) praten de Mercurianen met elkaar en met de dieren in een natuurlijke gebarentaal. Het is interessant om te zien hoe Béthune gebarentaal geheel gelijkstelt aan gesproken taal. Het heeft tot zeer onlangs moeten duren voordat de gebarentaal van doofstommen algemeen erkend werd als gelijkwaardig aan gesproken taal. In 1776 construeert de Franse geestelijke Charles Michel de l'Épée (1712-1789) een gebarentaal voor doofstommen en richt hij een instituut voor hen op. Het is duidelijk dat hij geïnspireerd is door Béthune. In die tijd heerst overigens ook het idee dat gebarentaal eerder bestond dan gesproken taal.
Het land ‘Middle-Earth’ uit In de ban van de ring van Tolkien.
Uit: J.R.R. Tolkien, The Lord of the Rings. Londen, Harper Collins, 1995.
| |
● Cult-talen
Een nauwkeurig beschreven, realistische fantasietaal kan een eigen leven gaan leiden, los van het boek waarin hij voorkomt. Zodra een schrijver een flink fragment in een fantasietaal weergeeft, kan hij er zeker van zijn dat dit door deze of gene nauwkeurig geanalyseerd zal worden. Deze tendens zien we heel duidelijk bij Tolkiens In de ban van de ring. De hierin voorkomende talen worden voortdurend bestudeerd; er wordt in geschreven, gezongen, kortom: er is een hele cultus rondom ontstaan. Hetzelfde geldt voor het Klingon, de taal die gesproken wordt in de SF-serie Star Trek.
Het kan ook gebeuren dat een schrijver zélf de lezer ertoe aanzet om zich intensief met zo'n analyse bezig te houden. De Amerikaanse taalkundige Suzette Haden Elgin, gespecialiseerd in indianentalen, schrijft sinds 1969 SF-boeken. In verscheidene ervan komt een fantasietaal voor, het Láadan. Van deze taal heeft zij in 1988 een grammatica met woordenlijst gepubliceerd. De taal is goed doordacht en maakt een realistischer indruk dan zovele andere fantasie- | |
| |
talen in de SF-literatuur. Het Láadan is, volgens het voorwoord, ‘geconstrueerd door een vrouw, voor vrouwen, met het specifieke doel om de ervaringswereld van vrouwen te kunnen uitdrukken’. Woorden als menstrueren, zwangerschap, bewust ongehuwd en baren nemen een prominente plaats in (ze worden in de eerste les al genoemd) en alle mannelijke vormen worden met een suffix van de vrouwelijke afgeleid. Verder kent het Láadan vele woorden die niet simpel te vertalen zijn, doordat ze iets typisch vrouwelijks uitdrukken, zoals lewidan ‘voor de eerste keer zwanger zijn’ of doroledim ‘te veel eten door een vrouw die zich op alle fronten ongelukkig voelt, en zich tegelijkertijd schuldig voelt omdat ze zoveel eet terwijl de halve wereld honger lijdt’.
Elgin zet zich met het Láadan af tegen alle andere talen, die typische ‘mannentalen’ zouden zijn. Is het toeval dat de initialen van Suzette Haden Elgin het woord she vormen?
|
|