● Levende verkondiging
Het kan gelukkig ook anders. Ook in deze tijd zijn er predikanten - mannen en vrouwen, protestanten en katholieken - die hun duizenden verslaan. Voorbeelden zijn de van huis uit katholieke Huub Oosterhuis, de hervormde Nico ter Linden en de remonstrantse Lenie van Reijendam-Beek. Het kan je smaak niet zijn, maar hun preken zijn levende verkondiging.
Ik gaf dit verhaal de titel mee ‘Van houten broek tot Rachels rokje’. De houten broek kwam al aan de orde. Het is een oude aanduiding voor kansel of preekstoel en dient in dit verhaal bovendien als beeld voor de afstand en ongenaakbaarheid die de predikant, en daarmee in zekere zin de preek, eeuwenlang omgaven. Die houten broek, daar zijn de meesten inmiddels wel uit gestapt, al was het maar omdat sinds ongeveer 25 jaar ook vrouwen het Woord voeren.
Maar waarom Rachels rokje? Omdat een preek in het beste geval kenmerken vertoont van het plooirokje waar Charlotte Mutsaers zo virtuoos over schrijft in haar gelijknamige roman. Dat rokje ‘cirkelt, zwiert, golft, laait, wappert, kruipt op, straalt, rimpelt, ruist, danst, krult, ademt, ritselt, stroomt, scharniert, siddert, zwaait, knipoogt, steigert of valt. (De plooien) vertakken zich voortdurend, verspringen of gaan in elkaar op en af en toe vang je een glimp op van wat zich eenzaam en verstolen afspeelt daartussen of zelfs daaronder. Dat is het enige wat telt.’
De preek als opwaaiende zomerjurk, waaronder en waardoorheen iets van die andere werkelijkheid zichtbaar wordt. Dat vraagt meer dan het eindeloos oefenen van wat voor het spreken als communiceren nodig is. Deze oefening baart nog niet als vanzelf de kunst van de overtuigende godsdienstige rede. Nodig zijn evenzeer oprechte nieuwsgierigheid naar alle lagen van bijbeltekst en traditie, moed om iets anders te zeggen dan wat altijd gezegd is, en vrijmoedigheid om de Geest ook te herkennen in andere taal dan de bijbelse. De stof van de preek lijkt nu vaak versleten; er zal dus opnieuw geweven moeten worden. Het lijkt me de inspanning waard. Niet alleen vanwege de preek als retorisch genre, maar ook vanwege de herscheppende kracht die ervan kan uitgaan. Wat mij betreft, om met Mutsaers te besluiten, ‘ik zal zoeken, letter voor letter, woord voor woord, zin voor zin, net zolang totdat je opruist uit het alfabet’. Het had het einde van een preek kunnen zijn. Overtuigd?