Etymofilie
Douglasspar
Ewoud Sanders
Anderhalf jaar geleden opende Staatsbosbeheer in Borger in Drenthe een bijzonder wandelpad. In plaats van dóór het bos kan men daar bóven de bomen lopen. Het zogenoemde ‘boomkroonpad’ begint op 7,5 meter hoogte en eindigt - na een wandeling van 125 meter - op 22 meter hoogte. Tijdens de wandeling hoort men een speciaal voor dit doel gecomponeerde ‘bossymfonie’. Een en ander bleek zo'n succes dat men nu bezig is het pad te verlengen.
Een van de bomen waar men in Borger op neerkijkt, is de douglasspar. Het gaat om relatief kleine jongens, want in hun natuurlijke omgeving, de Verenigde Staten, kunnen douglassparren wel honderd meter hoog worden.
Je komt het woord douglasspar niet zo vaak tegen - anders dan Van Dale kent het Groene Boekje het niet - maar de boom is op grote schaal in Nederland en elders in de wereld aangeplant. Er wordt onder andere triplex van gemaakt, en in Amerika zijn de kleintjes zeer geliefd als kerstboom.
De douglasspar - de naam doet het al vermoeden - is naar een persoon genoemd. Het gaat om de Schotse plantkundige David Douglas (1798-1834). Als jongetje legde Douglas al een flinke collectie planten aan. Hij begon als hulpje op het landgoed van een edelman en klom op tot tuinman in de botanische tuinen van Glasgow. Daar viel hij op door zijn grote kennis van zaken. In 1823 nam de Royal Horticultural Society in Londen hem in dienst. Zij stuurden hem op expeditie naar Canada en het noorden van de Verenigde Staten.
Douglas wordt vaak beschouwd als de ontdekker van de douglasspar, maar dat is niet juist. In 1795 was de boom al in Canada gesignaleerd door de Schotse plantkundige A. Menzies. Maar het was Douglas die in 1825 sparretjes naar Engeland stuurde.
Volgens de overlevering schoot hij de zaden met zijn geweer uit de boom. Hij zou daarbij de aandacht van vijandige indianen hebben getrokken.
De douglasspar is zo genoemd door de Britse plantkundige A.B. Lambert. In 1837 schreef Lambert in een werk over pijnbomen: ‘Ik kies graag voor de naam Pinus Douglasii ter ere van de onvermoeibare plantkundige die mij de exemplaren toestuurde waardoor ik de beschrijving en de afbeelding van deze boomsoort kon voltooien.’ David Douglas was toen al drie jaar dood. Hij kwam op een ellendige manier aan zijn eind. In 1834 viel hij op Hawaï in een valkuil. In die kuil zat al een stier, die Douglas verpletterde.
In totaal ontdekte Douglas ruim vijftig nieuwe bomen, meer dan honderd planten en verschillende dieren. In het Engels is onder meer een kever naar hem genoemd, de douglas-fir (bark) beetle, een mot, de douglas-fir tussock moth, en een eekhoorn, de douglas squirrel. Bovendien is het plantengeslacht Douglasia naar hem vernoemd.
In 1857 werd de douglasspar in Nederland geïntroduceerd. De eerste werden aangeplant op Het Loo. Tegenwoordig onderscheidt men zes soorten. De belangrijkste is de Pseudotsuga menziesii of Pseudotsuga taxifolia. Deze boom staat ook wel bekend als de Oregon-douglas (naar de Amerikaanse staat Oregon). Het hout wordt doorgaans verkocht als Oregon-pine.