● Vooroordelen
Dat is een betreurenswaardig standpunt, vindt de taalkundige en leraar Nederlands Aimé van Reydt: ‘Taal is een deel van je identiteit, dat is niet iets wat je zomaar even aflegt, zoals je je spijkerbroek kunt verwisselen voor jasje-dasje.’ Toch zal Van Reydt de laatste zijn om te ontkennen dat een hoorbaar Amsterdamse of Achterhoekse afkomst iemands carrière kan schaden. Hij promoveerde vorig jaar september op een geruchtmakend onderzoek naar het verband tussen dialect en schoolprestaties. Zijn meest opzienbarende conclusie: leerkrachten denken dat dialectsprekende kinderen dommer zijn.
Die conclusie kwam ook voor de Emmense onderwijzers, docenten en Pabo-studenten uit Van Reydts onderzoek als een schok. Gevraagd of dialectsprekers minder intelligent zijn, had 97 procent van hen geantwoord: nee. Maar hun werkelijke oordeel bleek heel wat minder gunstig.
Alle proefpersonen luisterden naar vijf kinderen van twaalf uit Emmen en Alkmaar die dezelfde tekst voorlazen, sommige in dialect, sommige in standaard-Nederlands. Vervolgens gaven ze de kinderen punten voor intelligentie, zelfvertrouwen, gevoel voor humor, beleefdheid en andere eigenschappen. Wat de onderzochte leerkrachten niet wisten, was dat het eerste kind hetzelfde was als het laatste, een meisje dat zowel Drents als standaardtaal sprak. Toch vond 70 procent haar minder intelligent toen ze dialect sprak.
Deze getructe test behoort tot het standaardrepertoire van taalkundigen die de sociale status van taalvariëteiten onderzoeken. En de uitkomsten zijn altijd hetzelfde: dialectsprekers worden gezien als dommer, onbeschaafder, onbetrouwbaarder en onbeleefder. Hun beste eigenschap zou hun grotere gevoel voor humor zijn.