Laarzen en grammofoonplaten
C. Kostelijk - Lelystad
Laarzen en grammofoonplaten zijn niet alleen meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden, ze komen ook voor als werkwoorden. En dan hebben beide woorden iets met elkaar gemeen: ze verwijzen naar twee lijfstraffen die in ons land werden toegepast.
Laarzen wordt vermeld in de acht drukken van de grote Van Dale die deze eeuw verschenen. Het wordt omschreven als het aan schepelingen toebrengen van slaag met een laars, waarbij laars moet worden opgevat als ‘dik eind touw’. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) vermeldt dat voor het in slaap vallen tijdens de wacht wel honderd slagen werden toegediend, soms op de natte broek. Het WNT geeft bij laarzing het volgende citaat: ‘De straf (het kielhalen) (zou), zonder de laarzing die er op volgde, van weinig betekenis voor hem (...) geweest zijn; doch bij deze bezweem hij.’ De jongste bewijsplaats die het WNT geeft, komt uit het Staatsblad van 1815.
Het werkwoord grammofoonplaten ontbreekt nog in elk woordenboek, hoewel het al vijftig jaar bekend is bij degenen die in het strafkamp Erica bij Ommen hebben gezeten. De betekenis blijkt uit het boek Collaborateurs van niveau, van Peter Jan Knegtmans, Paul Schuiten en Jaap Vogel (Amsterdam University Press, 1996). Daarin wordt vermeld hoe professor J. Schrieke, secretaris-generaal van Justitie, in 1943 door de procureurgeneraal van Arnhem op de hoogte gebracht wordt van de nog steeds heersende ‘absolute wantoestanden’ in het kamp Erica. ‘Veel gevangenen werden bijvoorbeeld onderworpen aan het zogenaamde grammofoonplaten. Ze moesten hun linkerwijsvinger in de grond steken en hun rechter in hun oor. Dan moesten ze zo snel mogelijk om die linkervinger heendraaien, waarbij ze geslagen werden, door slagen met de karwats in de rug.’