Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
Het betwistbare nut van de woordgeslachten
Wim Zonneveld - Utrechts Instituut voor Linguïstiek OTS
Als je van west naar oost door West-Europa reist, bijvoorbeeld van Oxford via Utrecht naar Leipzig, dan doet zich het volgende verschijnsel voor: terwijl het reisgeld afneemt, neemt het aantal woordgeslachten toe. In het Engels ontbreekt het verschijnsel (we kunnen met wat fantasie ook zeggen dat deze taal één woordgeslacht heeft: alle zelfstandige naamwoorden hebben het bepaald lidwoord (the), het Duits heeft er drie (die, der, das).
Het Nederlands neemt een tussenpositie in: het standaard-Nederlands heeft twee morfologische geslachten (net als het Frans), maar oostelijke en zuidelijke varianten hebben er drie.
Wat is woordgeslacht wel en wat is het niet? Het verschijnsel betreft de vaak willekeurige indeling van de zelfstandige naamwoorden van een taal in klassen. Indeling van een naamwoord bij zo'n klasse heeft een aantal met elkaar samenhangende gevolgen. In het standaard-Nederlands zijn de twee klassen ‘onzijdig’ (neutraal) en ‘niet-onzijdig’. De bekendste uitingsvorm is de keuze voor het bepaald lidwoord: het of de (zie het kader links op deze bladzijde voor andere gevolgen).
Tot de eerste klasse behoren woorden als boek, raam, schrift, cijfer, menu, plezier, lawaai, fatsoen, kantoor, risico en fiasco, tot de tweede klasse woorden als krant, ruit, lol, letter, kopie, herrie, vulkaan, radio, alcohol en encyclopedie. Ongeveer driekwart van de Nederlandse zelfstandige naamwoorden is de-woord en ongeveer een kwart is het-woord.
Waaruit blijkt het woordgeslacht van een woord:
bepaald lidwoord:
- het mooi-e boek - de mooi-e reis verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord (na het onbepaald lidwoord):
- een mooi boek - een mooi-e reis aanwijzend voornaamwoord:
- dit boek - deze reis betrekkelijk voornaamwoord:
- het boek dat mooi was- de reis die mooi was