| |
Ons Fransje
Hoe spellen we verkleinvormen van Franse leenwoorden?
Harry Cohen - Brussel
Het is entredeux - entredeutje, maar deux-chevaux - deux-chevauxtje. Wat zijn nu eigenlijk precies de spellingregels voor verkleinvormen van Franse leenwoorden? Wie houvast zoekt bij het Groene Boekje, komt niet erg ver. Harry Cohen doet een poging de regels zichtbaar te maken.
Al is ons huisje klein, Hanneke en ik zijn er best tevreden mee. We hebben een schattig voortuintje, waarin onze poes soms een apartje met haar buurman heeft. Om haar niet te storen, gaan wij tweetjes dan altijd een ommetje maken. Op het dorpsplein kan een ieder zijn zegje doen en mijn wijze woorden worden er altijd met een hoeraatje beloond. Reuzegoed voor m'n ikje.
Onzinnig geklets? Natuurlijk, we hébben niet eens een kat. Dit verhaaltje was alleen bedoeld om te laten zien hoe wijdverbreid het gebruik van verkleinwoorden in het Nederlands is. We bedienen ons er niet alleen van om kleine dingen aan te duiden, maar ook om vertedering, vrouwelijkheid of minachting uit te drukken. En we beperken ons niet tot zelfstandige naamwoorden: bij bijna alle woordsoorten zijn er wel woorden te vinden waar je een verkleinend achtervoegsel aan kunt hangen.
| |
● Taalgevoel
Het meest gebruikte achtervoegsel is -je. Daarnaast heb je nog -ke en -ie en -kijn, maar die hebben doorgaans een regionaal of spreektalig of literair tintje. De standaardtaal wil -je of een van de nevenvormen -tje, -etje, -pje en -kje. Bij elk stamwoord past in de regel maar één zo'n vorm, in enkele gevallen twee (popje, poppetje; kindjes, kindertjes), soms ook helemaal geen (zieke, verhemelte). Ons taalgevoel vertelt ons telkens welke variant bij een gegeven stamwoord hoort. Gelukkig maar, want het systeem dat daarachter zit, is behoorlijk ingewikkeld. Een immigrant die dat allemaal van buiten moet leren, is niet te benijden.
Aan dat taalgevoel hebben we minder houvast als het om het spellen van verkleinwoorden gaat. Wie de officiële spelling wil toepassen, moet zich aan het Groene Boekje houden. Daarin komt dit onderwerp op twee plaatsen ter sprake. Op bladzijde 35 van de Leidraad staat een regeling voor de bijzondere schrijfwijze van verkleinwoorden die zijn afgeleid van
a) | woorden die op een klinkerletter eindigen (opaatje, skietje, autootje, accuutje en ook baby'tje, facsimileetje, maar displaytje, freuletje); |
b) | Franse leenwoorden (depootje, souveniertje); |
c) | cijfer- en letterwoorden (A4'tje, tv'tje). |
Verder vinden we op bladzijde 27 regels voor het afbreken van verkleinwoorden (ski-tje, baby-tje, maar nomaad-je), een punt dat hieronder alleen zijdelings ter sprake komt.
| |
● Denkbare vormen
Wij concentreren ons nu op groep b). Daarover wordt alleen gezegd: ‘Bij sommige Franse leenwoorden verandert het grondwoord’, gevolgd door enkele voorbeelden. Dat is meer een constatering dan een regeling, en de hulpzoekende speller kan er dan ook niet veel mee aanvangen. Wie wil weten hoe de verkleinvorm van een Frans leenwoord gespeld wordt, zal dus telkens in de Woordenlijst moeten kijken. Is daar geen verkleinvorm vermeld, zoals bijvoorbeeld bij entrepot het geval is, dan blijft er niets anders over dan een woord met dezelfde eindletters te zoeken waarbij deze informatie wél gegeven wordt, bijvoorbeeld pierrot → pierrootje - en dan maar hopen dat het de bedoeling is dat alles analoog verloopt. Deze weg zal men eveneens moeten volgen wanneer het stamwoord helemaal niet in de Woordenlijst is opgenomen (paletot bijvoorbeeld).
Dit is een moeizame manier van doen. Als we wisten welke regels het Groene Boekje bij het verkleinen van Franse leenwoorden toepast, zouden we heel wat vlotter kunnen werken. Misschien zouden we ons die regels
| |
| |
(inclusief de onvermijdelijke uitzonderingen!) op den duur zelfs zo eigen maken dat we intuïtief de juiste spelling kiezen.
Hierboven vindt u een poging om die regels zichtbaar te maken. De in de Woordenlijst gevonden verkleinwoorden van Franse leenwoorden zijn gerangschikt naar de eindletters van hun stamwoord. Deze eindletters (hierna tezamen aangeduid als ‘woordeinde’) blijken namelijk in menig geval bepalend te zijn voor de vorm van het verkleinwoord. Daarnaast kan ook het al dan niet uitspreken van de laatste letter(s) een rol spelen.
Het aldus verkregen inzicht in de samenhang tussen woordeinde en verkleinvorm kan niet volledig zijn - dat staat bij voorbaat vast. De Woordenlijst geeft namelijk maar een deel van alle denkbare verkleinwoorden. De samenstellers hebben zich beperkt tot de gevallen die daadwerkelijk in de geraadpleegde bronnen (het ‘corpus’) voorkomen. En zelfs daarvan is een flink deel geschrapt, namelijk alle verkleinwoorden waarvan het spellingbeeld gelijk is aan het stamwoord plus -je. (Gelukkig is deze laatste maatregel niet consequent toegepast - cognacje, effectje, enz. blijken er toch in te staan - anders was onze oogst nóg kleiner geweest.)
| |
● Onzekerheid
Bovenstaand schema beschrijft de praktijk van de Woordenlijst, maar het is geen complete handleiding voor het spellen van verkleinwoorden van Franse leenwoorden. Diverse vragen blijven open. In de eerste plaats zijn er nogal wat woordeinden waarvan maar in één geval een verkleinwoord in de Woordenlijst is aangetroffen, zoals bij -oire: directoirtje (zie II.A.c). De vraag is dan of zo'n enkel geval als model mag worden beschouwd. Anders gezegd: wordt repertoire op dezelfde manier verkleind als directoire? Idem voor jus/pardessus, voor lits-jumeaux/deux-chevaux, voor vacature/sinecure, enz.
Nog moeilijker wordt het als in de Woordenlijst twee stamwoorden met gelijke woordeinden verschillende verkleinvormen toebedeeld krijgen, zoals entredeutje (zonder x) tegenover deux-chevauxtje (met x). Evenzo biscuittje (met dubbele t) tegenover chaletje, colbertje en passepartoutje. Misschien gaat het hier om uitzonderingen of foutjes. Maar het kan best dat er bij dergelijke (schijnbare?) onregelmatigheden systematische factoren in het spel zijn (woordlengte?, klemtoonverdeling?, soort klinker?). Het blijft allemaal raden.
Een verder bezwaar is dat de Woordenlijst voor bepaalde woordeinden helemaal geen voorbeelden geeft. Zo is nergens te vinden hoe de verkleinvormen van woorden op -oeuvre, -ière, -ance eruit behoren te zien (manoeuvre, carrière, ambulance).
Tot slot, alle hier gebruikte voorbeelden zijn ontleend aan de 9de oplage van de Woordenlijst. Het is bekend dat er in nieuwe oplagen weleens veranderingen worden aangebracht, menigmaal zonder dat het publiek daarvan op de hoogte wordt gesteld. Dergelijke correcties kunnen in de toekomst natuurlijk hun weerslag hebben op bovenstaande conclusies.
| |
I. Woorden die op een medeklinkerletter eindigen
A. Woorden waarvan de laatste letter wordt uitgesproken
(op z'n Nederlands of op z'n Nederfrans), worden behandeld als inheemse woorden: airtje, aquarelletje, coconnetje, cognacje, colletje, decortje, dessintje, douceurtje, feuilletonnetje, medaillonnetje, peignoirtje, pensionairtje, piëdestalletje, restaurantje, reservoirtje, retourtje, trottoirtje, wagonnetje, enz. (De grens tussen deze categorie leenwoorden en volkomen ingeburgerde woorden is niet altijd duidelijk.)
Afwijking: souvenir wordt souveniertje.
| |
B. Woorden waarvan de laatste letter niet wordt uitgesproken
a. | -ot wordt -ootje: depootje, jabootje, matelootje, pierrootje, tricootje. |
b. | (Medeklinker +) -er wordt -eetje: dejeuneetje, dineetje, soupeetje. |
c. | (Medeklinker +) -us wordt -uutje: pardessuutje. |
d. | De niet-uitgesproken letter wordt weggelaten: chaletje, colbertje, entredeutje, entremetje, passe-partoutje, plafonnetje. |
e. | In de overige gevallen blijft het stamwoord onveranderd: ateliertje, biscuittje, bourgeoistje, cahiertje, crapaudtje, deux-chevauxtje, fauteuiltje, pince-neztje, presse-papiertje, rendez-voustje. |
| |
II. Woorden die op een klinkerletter eindigen
A. Woorden die op een toonloze e eindigen
a. | -ine wordt -ientje: machientje, pelerientje, serafientje, terrientje.
Afwijkingen: bottinetje, machinetje (nevenvorm). |
b. | -ette wordt -etje: brunetje, fermetje, operetje.
Afwijking: operettetje (nevenvorm). |
c. | De laatste letter wordt weggelaten: directoirtje, parachuutje, sinecuurtje. |
d. | In de overige gevallen blijft het stamwoord onveranderd: affairetje, blousetje (het pre-1995-bloesje is ‘uit’), capsuletje, danseusetje, dictionairetje, façadetje, frasetje, horlogetje, pensionairetje, portefeuilletje, scènetje, serretje.
Afwijking: karbonade wordt karbonaadje.
Opmerking: De op bladzijde 27 van het Groene Boekje vermelde uitzonderingsregel voor het afbreken van verkleinwoorden die zijn afgeleid van leenwoorden op -ine (bottinetje → bottien-tje) en -ade (façadetje → façaad-je), wordt in de Woordenlijst niet gevolgd. |
| |
B. Overige woorden die op een klinkerletter eindigen
Ook bij deze categorie is de grens tussen leenwoorden en volkomen ingeburgerde woorden niet altijd duidelijk. De verkleinwoorden worden steeds gevormd volgens de regels op bladzijde 35 van het Groene Boekje. Dus klinkerverdubbeling bij: bistrootje, cafeetje, canapeetje, communiqueetje, fichuutje, habitueetje, negligeetje, parvenuutje, plisseetje, reçuutje, soireetje, enz. Eindigt het stamwoord op een i, dan wordt een e ingevoegd (demietje, potpourrietje, skietje). Afwijkingen: etuitje, pi'tje.
|
|