● Toch nog problemen?
Zijn hiermee alle problemen opgelost? Jammer genoeg niet. Inderdaad hoeven taalgebruikers zich nu niet meer af te vragen of het gaat om een noodzakelijk meervoud. In ruil daarvoor wordt er van hen echter een zekere kennis gevraagd van (taalkundige) begrippen. Niet erg optimistisch op dat gebied is de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, die eind 1993 al waarschuwde voor een ‘te gunstig beeld van de taalkundige scholing van de gemiddelde leerling en de gemiddelde taalgebruiker die zich de spelling eigen moeten maken’.
Het tweede bezwaar tegen het regelsysteem in het Groene Boekje van 1954 (de vereiste kennis van de meervoudsvorm) is niet weggenomen. Ook oplossing 7 vereist immers deze kennis, vooral ten gevolge van de fraaie kunstgreep die inmiddels is uitgehaald. Op grond van regel 3
Tot overmaat van ramp zijn lang niet alle verwarrende woordparen geëlimineerd.
zouden we namelijk geboortendatum moeten spellen, omdat geboorte uitsluitend een meervoud had op -n. Dit was een ongewenst resultaat, dat kon worden weggewerkt door ook het meervoud geboortes toe te staan, zodat uitzonderingsregel 3e van kracht werd. Hetzelfde lot trof vele andere woorden op -e, met als resultaat eigenaardige nieuwvormingen als geboortegolf, gedachtewisseling, ladekast.
Tot overmaat van ramp zijn lang niet alle verwarrende woordparen geëlimineerd; het is nog steeds hartelust-hartenbreker, paardebloem-paardendief, reuzeleuk-reuzenschildpad. Bovendien zijn er vele nieuwe bijgekomen: apetrots-apennootje, ruggespraak-ruggenmerg, spinnewiel-spinnenweb.
‘Nu lossen we dit “taalkundiger” op’, aldus Greetje van den Bergh, algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie, in De Standaard van 17-9-1995 over oplossing 7.
Wie gelukkig is met deze ‘taalkundige’ oplossing, hoeft zich voorlopig geen zorgen te maken. Immers, de makers vinden ‘de regels zo eenvoudig toe te passen dat (...) de eerste honderd jaar geen aanpassing van het spellingsysteem nodig zal zijn’. Anderen hopen echter dat dit een loos dreigement is.
Wat mankeert er aan het nieuwe regelsysteem voor de tussen-n? Mijn voornaamste bezwaren zijn dat het
- | vele malen ingewikkelder en daardoor veel lastiger te leren is dan de oude regels; |
- | in veel gevallen strijdig is met intuïties van taalgebruikers over enkelvoud en meervoud: beukennootje, hartenwens, kerkenraad, kippenei, pannenkoek, ruggengraat, zielenheil naast geboorteoverschot, gedachtewereld, hordeloop, ladekast. |
Is, na ruim veertig jaar tobben, met de zevende oplossing een belangrijke stap gezet op weg naar volmaaktheid? Ten minste één taalkundige vindt van niet.