● Been werd voet
Been is een woord dat alleen in het Germaans voorkomt; het betekende vroeger uitsluitend ‘bot’. Later kreeg het ook de betekenis ‘lidmaat’, zij het niet in álle Germaanse talen. In het Engels bijvoorbeeld niet. Daar wordt onderscheid gemaakt tussen bone en leg. Maar ook in het Fries kun je op één bien niet lopen. In het Oudfries betekende bên ‘knook, bot’. In het Middelfries was dit ook de hoofdbetekenis, maar in het Nieuwfries wordt er alleen nog maar de stofnaam been mee uitgedrukt. Voor ‘bot’ gebruikt men liever bonke dan bien. Een dergelijke ontwikkeling heeft ook in het Duits plaatsgevonden: Bein is er in de betekenis ‘bot’ bijna geheel vervangen door Knoche of Gebein.
In het Oudfries was ‘voet’ fôt, en ‘been’ (looplidmaat) skunka. Dit heeft in het Nieuwfries foet en skonk opgeleverd. Zoals gezegd gebruikt men tegenwoordig voor beide begrippen liever foet. Het woord skonk ‘been’ word t steeds vaker als grof ervaren. Het is goed mogelijk dat de overname van de negatieve gevoelswaarde van het Nederlandse woord schonk daarbij een rol speelt.
In de meeste Germaanse talen gebruikt(e) men voor de benen van dieren (en overdrachtelijk voor de elementen waarop tafelbladen en stoelzittingen steunen) hetzelfde woord als voor de benen van mensen. Aanvankelijk vormden alleen het Nederlands en het Nederduits daar een uitzondering op. Hier hebben we voor zover we kunnen nagaan, in ieder geval sinds de dertiende eeuw, steeds het woord poot gekend. Poot betekent zowel ‘dierbeen’ als ‘diervoet’ en in wat plattere zin ook ‘mensenbeen’, ‘mensenvoet’ en ‘mensenhand’.
De etymologie van poot is niet zo duidelijk. Behalve in het Nederlands/Nederduits komt het als pauta voor in het Oudprovençaals (waarop Catalaans pota en Galicisch pouta
Om verwarring tussen ‘been’ en ‘voet’ te vermijden, is men op sommige plaatsen voor ‘voet’ platfoet gaan gebruiken.
berusten), als poe in het Oudfrans en als patte in het Nieuwfrans. In het Frans/Provençaals moet het voor-Keltisch zijn, het moet er bestaan hebben voordat de Kelten zich daar vestigden. Sommigen denken dat het uit het vulgair Latijn in het Nederlands/Nederduits is gekomen, dus uit de taal die in Frankrijk gesproken werd na de ineenstorting van het Romeinse rijk. Als wij het niet ontleend hebben, dan is het in onze streken in ieder geval voor-Germaans en wellicht voor-Indo-europees.