Uit de jaargangen
Neen, willen wij waar, willen wij ons zelve wezen, willen wij welig opgroeien, willen wij kleurig uitbloeien, willen wij rijpe vruchten dragen, laten wij dan ook onze taal als een heel diep deel van ons eigen wezen, van ons zelve, erkennen, en haar alleen dus boven alle andere eerbiedigen, verzorgen en bewaren.
Leer er vreemde talen bij zooveel als U er noodig hebt, en U uit elkaar kunt houden; ik gun U zooveel weergeboortes er nog bij, als U verwerken kunt; maar weet dat de ervaring hierin tot bedachtzaamheid raadt en zorgt daarbij U zelf te blijven, d.w.z. Uw Nederlandsche taal te behouden, als de U eigene, voor U zonder eenigen twijfel de rijkste, de beste, de meest geschikte, en daarom ten slotte de eerste en de laatste, de eenige moedertaal; want als gij haar vermoordt, vermoordt gij dus een stuk van U zelf. En als gij verschillende talen te spreken of te schrijven hebt, houdt ze dan goed uit elkaar, en maak er geen Babelsche taalverwarring van. Dit laatste lijkt voor iedereen zoo klaar als glas; als hij vreemde talen te spreken of te schrijven heeft, dan luistert ieder in volgzame gedweeheid graag naar alle dergelijke verbeteringen. Maar wanneer het onze Nederlandsche moedertaal betreft, dan meent men, dat alles maar mag en kan, en neemt men geen opmerkingen aan. Dan tapt men vaak uit alle buitenlandsche vaten tegelijk en men vergoelijkt dat dan nog vaak met te zeggen: Mijn lezers kennen ook Fransch, Duitsch of Engelsch en zullen mij dus best verstaan.
Onze Taal, december 1932, blz. 24