Onze Taal. Jaargang 64
(1995)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||
● Hart-onder-de-riem-wel.Er is ook een wel dat erop gericht is twijfel bij de ander weg te nemen, of in het algemeen de lasten voor anderen te verminderen. Zie:
In al deze gevallen wordt een uitspraak of een belofte gedaan die de aangesprokene positief zal waarderen. Tenminste, dat neemt de spreker aan. In 1 wordt een voornemen geuit dat de spreker bij machte is uit te voeren. In 2 en 3 daarentegen treffen we een element van onzekerheid aan. De spreker drukt een zekere mate van waarschijnlijkheid uit, en ook iets in de geest van ‘als het niet zo is, dan zal dat niet aan mij liggen’. Die nuance van onzekerheid wordt ook uitgedrukt door toevoeging van het hulpwerkwoord zullen:
Hier drukt de combinatie zal wel echter geen geruststelling uit. Dat lijkt op het eerste gezicht wel zo, maar dat komt eerder doordat de aanwezigheid van een restaurant en het het-samen-redden ook zonder meer wel aangename perspectieven kunnen bieden. Maar bekijk nu:
Die zinnen zullen wel niet bedoeld zijn om de ander een hart onder de riem te steken. Laten we het hulpwerkwoord zullen weg, dan krijgen we iets heel anders:
Wel in 2c is, geaccentueerd, een versterkend wel, en ongeaccentueerd een tegenstellend wel (wel waardeloos, maar daarom niet getreurd). Zin 3c kan wel geruststellend bedoeld zijn, maar alleen voor een persoon die niet bij ‘ons’ hoort, en die er veel belang bij heeft dat ‘wij’ ruzie krijgen. Dat kan. Jazeker. De een zijn dood is de ander zijn brood. En natuurlijk, 3c kan ook geruststellend bedoeld zijn voor de gevechtspartner in spe, maar dan wel ironisch: de spreker wil in dat geval suggereren dat de aangesprokene op ruzie uit is. | |||||||||||||||||||
● Beleefdheids-welHet we-redden-het-samen-wel-wel is een beleefdheidsuiting van de eerste orde. In een verzoek van de vorm wil-je-wel kunnen we een beleefdheidsuiting van de tweede orde zien:
Wel wordt hier gebruikt om te laten merken dat het om een uitnodiging Een constructie als Ik heb het wel gezien riekt naar ironie gaat waarop een antwoord zou kunnen volgen als ‘ik wil wel een keer naar je schilderijen komen kijken’, een beleefdheidsantwoord van de eerste orde dus.
De spreker wil kenbaar maken dat hij ordelijkheid op prijs stelt. Hij neemt aan dat de aangesprokene de beleefdheid heeft daar rekening mee te houden. Natuurlijk leidt deze superbeleefdheid gemakkelijk tot ironie:
Hoe dan ook, wel in dit type vragen gaat uit van een zekere bereidheid van de ander om iets in het voordeel van de vrager te doen. Het voordeel van de dialoogpartner hoeft niet heel erg groot te zijn. Wel kan ook gebruikt worden om een lichte graad van ongerustheid omtrent een derde persoon of omtrent de spreker zelf weg te nemen.
Het wel in de vraag was natuurlijk een twijfel-wel; het wel in het antwoord is een geen-paniek-ik-kom-er-wel-wel. | |||||||||||||||||||
● Afwijzend welNog verder zingt dit wel zich los van het we-redden-het-samen-wel-wel, wanneer dit het signaal lijkt te geven van met-mij-gaat-alles-goed-en-be-moei-je-alsjeblieft-verder-niet-met-mij:
Kortom: het ik-zie-wel-wel. Nu kunnen ook hier de rollen weer omgedraaid worden. Geen uitnodiging tot | |||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||
distantie, maar uitdrukking van distantie vinden we in zinnetjes van het type
In de gevallen 8 en 9 weet ik eigenlijk niet zeker of wel hier wel een soort dégeneré is van de eerste types wel. Zien, bekijken en goed zijn worden in deze uitdrukkingen toch al op een heel ongewone manier gebruikt. De constructies rieken naar ironie. Anderzijds, daar waar er ironie in het spel is, moet er ook een serieuze interpretatie bestaan, of in ieder geval bestaan hebben. Ik weet niet waar ik die moet zoeken. Een beetje rommelen met taal lijkt orde in de chaos te scheppen, zodat we denken: nu weten we het. Veel rommelen met taal maakt dat de wanorde alleen nog maar groter wordt. Dat geldt bij uitstek voor de kleine woordjes. Daar is ook wel een verklaring voor, dat wel. |
|