Tamtam
taalberichtentaalberichtentaalberichtentaalberichten
Taalunie-conferentie: ‘Kleine talen moeten blijven meetellen in Europa’
Zoals bekend dreigen de ‘kleine’ talen de laatste tijd in het nauw te komen in bestuurlijk en politiek Europa. Vooral de uitlatingen van de Franse minister voor Europese zaken, Lamassoure, eind vorig jaar, wekten veel beroering. Hij pleitte ervoor het aantal werktalen in de Europese Unie van elf terug te brengen tot vijf: Engels, Frans, Duits, Spaans en Italiaans. Bij kleinere landen doemde toen meteen het spookbeeld op van het Europees Merkenbureau, waarvoor in 1993 al zo'n ‘vijftalenregeling’ is ingevoerd.
Het pleidooi van Lamassoure was voor de Nederlandse Taalunie een aanleiding om haar jaarlijkse Algemene Conferentie te wijden aan veeltaligheid en bestuurlijke doelmatigheid in Europa. Het congres, onder de titel ‘Grenzen aan veeltaligheid’, was bedoeld om de gedachten te bepalen voor de volgend jaar te houden ‘Intergouvernementele Conferentie’, waar het Verdrag van Maastricht wordt herzien, en waar ook de talenkwestie weer op de agenda zal staan.
In meerderheid vonden de deelnemers dat het belangrijk is dat het Nederlands zich teweerstelt tegen de verschillende aanvallen. Dat kan bijvoorbeeld door er, zoals de Belgische Europarlementariër M. Thyssen deed, op te wijzen dat het in stand houden van elf talen helemaal niet zo duur is als velen beweren. Het terugbrengen van die elf talen tot vijf zou leiden tot een bezuiniging van honderd miljoen gulden per jaar; ter vergelijking: het rondreizen tussen Straatsburg, Luxemburg en Brussel, de drie vestigingsplaatsen van het Europees Parlement, kost jaarlijks zo'n 250 miljoen.
Maar de zaak heeft natuurlijk ook een principiële kant. Thyssen wees op het democratisch recht van iedere Europese burger om mee te praten in zijn eigen taal. De Nederlandse staatssecretaris van buitenlandse zaken Patijn was dat met haar eens, maar ook weer niet helemaal: ‘Het praktische werk en het beslissingsproces mogen niet worden gehinderd door principes. Je kunt van onderhandelaars vragen dat ze meertalig zijn en dat ze daar gebruik van maken. Als ik ze naar Brussel stuur, moeten ze met resultaten terugkomen, niet met het gevoel dat ze het Nederlands van de ondergang hebben gered.’
De Belgische schrijver Geert van Istendael (‘ik verafschuw de Europese Unie’) had weer een ander gezichtspunt. ‘Elk pleidooi voor beperking van het aantal talen is een verpakt nationalistisch pleidooi, waarbij de voorstanders uitgaan van de superioriteit van hun taal. De pleidooien komen ook altijd alleen van de grote staten. Zodra je tegen eurocraten zegt: “Goed, u hebt gelijk, we beperken ons voortaan tot twee talen: Deens en Catalaans”, halen ze hun schouders op bij zo veel absurditeit.’
Bronnen: De Standaard, 23-6-1995; De Morgen, 24-6-1995; Staatscourant, 26-6-1995