of onderwijs)’. Net als bij systematiek definieert Van Dale hier alleen de abstracte betekenis (‘leer’) en niet de concrete gevallen. Uit de volgende voorbeelden blijkt echter dat dit concrete gebruik ook bij methodiek voorkomt:
7 | wij hebben onze eigen methodiek (politiefunctionaris in NOS-Laat, 2-9-91) |
8 | de methodiek die wij hebben gekozen in het kabinet
(vice-premier Wim Kok in Den Haag Vandaag, 28-8-91) |
9 | de methodieken die de politie mag gebruiken bij de strijd tegen de misdaad
(nieuwslezeres Henny Stoel in het NOS-Journaal, 4-1-93) |
Nog sterker dan bij systematiek zijn er naast de betekenis van ‘leer...’ twee andere betekenissen van methodiek te onderscheiden. In voorbeeld 7 en waarschijnlijk ook in 8 gaat het om een ‘geheel van methodes’.
In tegenstelling tot systematiek kan methodiek, net als problematiek, in het meervoud worden gebruikt, zoals ook is aangegeven in Van Dale. Doordat methode en methodiek op dezelfde manier gebruikt kunnen worden, is het nog gemakkelijker om het ene woord door het andere te vervangen. Zo past de meervoudsvorm van methodiek in voorbeeld 9 precies bij de eerste betekenis die Van Dale geeft voor methode: ‘vaste, weldoordachte manier van handelen om een bep. doel te bereiken’.
Net als bij systematiek zou men kunnen stellen dat methodiek gewoon ‘verkeerd’ gebruikt wordt, of dat Van Dale het woord te eng gedefinieerd heeft. Maar ook hier is het niet uitgesloten dat soms bewust wordt gekozen voor een positief klinkend alternatief voor methode. In voorbeeld 9 zou methodes, uitgesproken door een politiefunctionaris, naar mijn gevoel een stuk negatiever klinken dan methodieken.
Het achtervoegsel -iek lijkt er een gebruiksmogelijkheid bij te hebben gekregen: we kunnen er de zaken wat vriendelijker mee voorstellen dan ze in werkelijkheid zijn.
(Met dank aan mijn collega Tony Parr.)