Het neo-Dorknoperiaans
Jan Klerkx - docent Opleiding Tolk-Vertaler, Hogeschool Maastricht
Minkukel, denkraam en bovenbaas zijn enkele van de vele taalcreaties van Marten Toonder, de geestelijk vader van Ollie B. Bommel, een heer van stand. Toonder heeft de Nederlandse taal verrijkt met vele woorden en uitdrukkingen, en de taalkundige kwaliteit van zijn werk wordt alom geprezen. Voor die verdienste zal hij op 21 oktober - op het congres van Onze Taal - het erelidmaatschap van het genootschap ontvangen. In diverse artikelen zal Onze Taal de komende maanden aandacht besteden aan de taalkunstenaar Toonder.
Van Dale definieert stadhuistaal als ‘de taal der officiële stukken op het stadhuis, groepstaal waarin veelvuldig gebruik wordt gemaakt van stadhuiswoorden’. Stadhuiswoord krijgt de volgende definitie: ‘woord dat in officiële stukken op het stadhuis voorkomt en dat in de gewone spreektaal ongewoon is’.
De taal van de ambtenaar is van alle tijden: het is een taal die afwijkt van wat er op straat wordt gesproken. Maar dat betekent niet dat deze groepstaal ongevoelig is voor ontwikkelingen in de maatschappij. Wemelde de klassieke stadhuistaal van termen uit het juridische vakgebied, de hedendaagse ambtenarentaai wordt gekenmerkt door steeds meer begrippen uit de sociologie en het welzijnswerkersjargon.
Uit: Heer Bommel en het verdwijnpunt (1972)
‘Terwijl heer Ollie bezig was om Dorknoper van voedsel te gaan voorzien, slofte de beambte zelf hijgend door het mulle zand. Achter hem stond de zon groot boven de horizon en verspreidde een vaal, schemerachtig licht over een landschap dat de ongelukkige geheel onbekend voorkwam.
“Vreemd”, dacht hij. “Ik herinner me dat ik bij de heer Bommel was om navraag te doen naar het gemeentelijke flevelhuisje. Voornoemde heer bezigde onheuse taal en als ambtenaar in functie heb ik hem scherp terechtgewezen. Maar verder laat mijn geheugen mij in de steek. Hoe kom ik hier? Dit territoor is nog nooit door mij bezocht: zou het een domein zijn als bedoeld in artikel 237 bis? Zo ja, dan is het zeer uitgestrekt; ik loop al uren. Volgens mijn horloge verricht ik momenteel overwerk, en ook het knorren van mijn maag wijst daarop. Maar nergens is er een eetgelegenheid in het zicht...”
Op dat moment ontwaarde hij de overblijfselen van heer Ollie's piknik en zijn gelaat klaarde op terwijl hij de pas verhaastte. Maar toen hij zich bij de mand had neergezet en daar enkele dichte blikjes zonder blikopener aantrof, bewolkte hij weer. “Dat is jammer”, prevelde hij misprijzend. “In de uitoefening van mijn functie heb ik te veel van mijn hart gevergd, waardoor ik aan geheugenverlies lijd. Een versterkend hapje zou toch op zijn plaats zijn geweest. Maar nee... Och, misschien is het zo ook maar beter. Er is niet wettelijk vastgesteld dat dit voedsel voor mij is klaargezet. Tenslotte mag men ook niet verwachten dat de overheid etenswaren uit de hemel laat neerdalen...” Verder kwam hij niet, want hij werd getroffen door een koude kip, die te zamen met andere lekkernijen uit de lucht kwam vallen. Het zal oplettende lezertjes duidelijk zijn, dat heer Bommel begonnen was aan het overhevelen van zijn voedselpakketten.’
Aan iemand met een zo groot gevoel voor de nuances van de Nederlandse taal als Marten Toonder, de schepper van Heer Bommel en Tom Poes, kon een dergelijke ontwikkeling natuurlijk niet onopgemerkt voorbijgaan. Hoewel hij al lange tijd in Ierland woont, heeft hij de vinger aan de pols weten te houden van de Nederlandse stadhuistaal. We kunnen dat zien aan de verandering die zich in het begin van de jaren tachtig vrij plotseling voltrok in de taal van de Rommeldamse ambtenaar eerste klasse Dorknoper. Die verandering vormt een prachtige illustratie van de ommekeer in de Nederlandse ambtenarentaal. Hieronder volgen twee fragmenten waarin Dorknoper aan het woord is. Ze zijn afkomstig uit twee verschillende verhalen: Heer Bommel en het verdwijnpunt (1972) en De zelfkant (1983).
Wat Toonder laat zien is dat veranderingen geenszins hebben geleid tot een vermoedelijk gewenste vereenvoudiging van de ambtenarentaal: het ene ondoorzichtige jargon is slechts door het andere vervangen.