Onze Taal. Jaargang 64
(1995)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd● Sterk of zwak?Een woordenboek hoort up to date te zijn en zal dus lexicaal nieuws moeten brengen. Nieuwe woorden, nieuwe woordbetekenissen en nieuwe uitdrukkingen plegen we als test van ‘up-to-date-heid’ te hanteren. Maar hoe zit het met het grammaticale nieuws? Verwacht u bij zweren naast zwoer ook zwoor en het meervoud zworen? Deze vorm raakt aardig ingeburgerd: u komt hem tegen in respectabele dagbladen. Zo lazen we niet zo lang geleden in de Volkskrant ‘zij zworen de bloedwraak af’. Koenen heeft zwoor (nog) niet opgenomen, maar deinst toch niet uit principe terug voor morfologische vernieuwing, zoals blijkt uit meten, mat en meette, gemeten. Hoewel de ANS al tien jaar geleden het groene licht gaf voor ervaren, ervaarde naast ervoer, blijft een deel van de recente woordenboeken de vorm ervaarde afwijzen; vergelijk eens de twaalfde druk van de grote Van Dale - ‘thans ook: ervaarde’ - met de tweede druk van Van Dale Hedendaags Nederlands, dat deze recentere vorm niet kent of niet erkent. Koenen introduceerde de nieuwkomer in 1974 met het verzachtende ‘thans ook wel ervaarde’ en handhaaft deze formulering nog steeds. Soms raakt ook de geleerdheid in de war: in verschillende drukken van Koenen staat bij bemalen: ‘bemaalde, bemaald’. Dit werd in de tweede druk van het Sterwoordenboek gecorrigeerd tot: ‘bemaalde, bemalen’. Ooit schreef NRC Handelsblad over ‘kwelwater dat wordt weggemaaid door | |
[pagina 177]
| |
vier gemalen’. Dezelfde krant schreef trouwens ook ‘hij bezwoor’, ‘het herstel ontluikte’ en (jaja) ‘hij bevool’. De lexicograaf noteert deze vormen zorgvuldig, er rekening mee houdend dat ze eens de norm kunnen vertegenwoordigen. | |
● Wanneer bijvoeglijk?Moet er bij de vermeldingen achter een woord onderscheid gemaakt worden tussen de aanduiding bn (bijvoeglijk naamwoord) en de aanduiding bn, bw (bijwoord)? Sommige woordenboeken volstaan met bijvoorbeeld ‘aangenaam bn’, eventueel gevolgd door een voorbeeld van bijwoordelijk gebruik. Zo bijvoorbeeld de grote Van Dale, die als voorbeelden van bijwoordelijk gebruik geeft: ‘aangenaam klinken’ en ‘ik was aangenaam verrast door haar komst’. Door deze handelwijze wordt niet altijd duidelijk of het bijvoeglijk naamwoord wel of niet ook als bijwoord gangbaar is. Als voorbeelden noemen we alert, ingrijpend en recent. Het is de moeite waard deze vormen in verschillende woordenboeken op te zoeken. Niet alle lexicografen beseffen dat alert reageren allerminst zeldzaam is. Maar buiten deze combinatie is alert zelden bijwoord. Met ingrijpend wijzigen is ook niets mis, evenmin als met recent afgestudeerde leraren. De Nederlandse grammatica kent geen strikte scheiding tussen bijvoeglijk naamwoord en bijwoord, en we zien dan ook tevens een ontwikkeling de andere kant op: men gaat bijwoorden gebruiken alsof het bijvoeglijke naamwoorden waren, zoals recentelijk in recentelijke ontwikkelingen, eertijds in eertijdse communisten; en wat te zeggen van de destijdse juffen en meesters? Hoe los de relatie bn + -lijk wel is, blijkt ook uit het inmiddels volstrekt gewone gebruik van respectievelijk in het voorbeeld dat Koenen geeft: ‘de kinderen uit hun respectievelijke huwelijken’. Koenen kent zelfs - en dat is toch verrassend - het bijvoeglijk naamwoord genadiglijk, maar geeft geen voorbeeld. | |
● Verbuigen of niet?Hoe ver moet een woordenboek gaan met het aangeven van de verbogen vorm van een bijvoeglijk naamwoord? Is het zinvol om achter klaar de variant klare te geven en achter dankbaar dankbare? Of moet dit als een onderdeel van de elementaire kennis van de woordenboekgebruiker beschouwd worden? Van Dale heeft een artikel -baar, waarin ook -bare gegeven wordt. Het is erg vervelend als het woordenboek geen expliciete informatie geeft wanneer het ingewikkeld wordt. Wordt exquis verbogen als exquise of als exquize? Dat een vrij onbekend woordenboek als Lekturama's Geïllustreerd Nederlands Woordenboek (1981) hier niet alleen de vereiste vorm (-se) maar ook de uitspraak (-ze) geeft, zou inspirerend mogen werken op de bekende woordenboeken. Een ander probleem is of een woordenboek moet melden dat het bijvoeglijk naamwoord onverbuigbaar Het is de taak van een woordenboek om het Nederlands op de voet te volgen, niet om voorop te lopen. is. Vooral voor de gebruikers voor wie Nederlands niet de moedertaal is, kan het zinvol zijn om achter gratis, lila en privé te vermelden dat dit onverbuigbare woorden zijn.
De meeste bijvoeglijke naamwoorden kunnen attributief (de mooie tuin) en predikatief (de tuin is mooi) gebruikt worden. Sommige bijvoeglijke naamwoorden worden echter óf alleen attributief óf alleen predikatief gebruikt. De woordenboeken laten de gebruiker op dit punt soms niet, soms wel in de steek; ook zijn de woordenboeken het niet altijd met elkaar eens. De Grote Koenen (1986) geeft ‘het onaffe van het geheel’, waarmee de verbogen vorm geïntroduceerd wordt, maar Koenen29 (1992) geeft daarnaast ‘onaffe zinnen’, een ondubbelzinnig voorbeeld van attributief gebruik. Daartegenover zegt de Hedendaagse Van Dale (1991) van onaf: ‘alleen pred.’ Bij bekaf geeft de laatste Koenen geen aanwijzing, maar een *bekaffe toerist is niet gebruikelijk. Geruime tijd geleden signaleerde een taalkundige je omme vakantie, maar in de vakantie is om wordt om eerder als bijwoord beschouwd dan als bijvoeglijk naamwoord, zodat hier weer een iets ander probleem opduikt. | |
● Beleid KoenenWelke consequenties moeten wij uit deze observaties trekken voor de nieuwe druk van Koenen? Het is de taak van een woordenboek eigentijds Nederlands om dat Nederlands op de voet te volgen, niet om voorop te lopen. Wanneer we van een werkwoord naast de gebruikelijke vervoeging regelmatig een andere vorm aantreffen, moeten we daar verslag van doen. En hoe gebruikelijker de aangetroffen andere vorm is, hoe minder commentaar het verslag zal bevatten. Bij ervaren wordt dus ‘ervoer en ervaarde’ vermeld, en bij bemalen ‘bemalen en bemaald’. Maar als bij ontluiken ‘ontluikte’ wordt opgenomen en bij zweren ‘zwoor’, dan zal daar zeker commentaar bij staan. We zagen al dat de scheiding tussen bijvoeglijk naamwoord en bijwoord steeds minder strikt aan het worden is. Koenen zal in de toekomst dus nog vaker dan nu de vermelding bn, bw geven. Als het gaat om het aangeven van de verbogen vorm van het bijvoeglijk naamwoord zijn alle woordenboeken op dit moment op storende wijze inconsequent. Wij stellen ons voor in de nieuwe Koenen als volgt te handelen. Verbuigingen van regelmatige vormen (leuk-leuke, boos-boze, weerbaar-weerbare, rood-rode, grijs-grijze, lief-lieve) vermelden we niet. Wel geven we afwijkingen zoals heus-heuse, apocrief-apocriefe en probleemgevallen als grove-groffe?, boude-boute?, bijdehande-bijdehante? Ten slotte de bijvoeglijke naamwoorden die óf alleen attributief óf alleen predikatief gebruikt worden. Die kenmerken zouden we alleen willen vermelden in gevallen als bekaf en beu (waar al ‘pred bn’ staat). In gevallen van niet-verwacht gebruik, zoals het attributieve onaf in onaffe zinnen, zouden we dat gebruik in een voorbeeld moeten geven. |
|