● Ik wil niet voorop
Dat tweede voorbeeld is de klassieker van de treinconducteur:
(2) De reizigers worden verzocht hier allen uit te stappen.
Worden, de persoonsvorm, moet hier wordt zijn. Het onderwerp van de zin is namelijk de beknopte bijzin hier uit te stappen; de reizigers is meewerkend voorwerp. De zin staat in de lijdende vorm. Hoe de zin in elkaar zit, is gemakkelijker te zien als we hem actief maken. Er is dan ook een ik in het spel (bijvoorbeeld de conducteur) die als onderwerp fungeert.
(3) Ik verzoek (aan) de reizigers hier uit te stappen.
In deze zin is de reizigers meewerkend voorwerp, en het lijdend voorwerp is de beknopte bijzin hier uit te stappen. Het lijdend voorwerp in (3) wordt onderwerp in de lijdende vorm (2). De vergissing in (2) is voorstelbaar omdat de beknopte bijzin minder gemakkelijk als onderwerp wordt herkend dan de naamwoordelijke groep de reizigers. Doordat de reizigers bovendien voorop staat, wordt die woordgroep op het eerste gezicht als onderwerp geïnterpreteerd.
Het voorop zetten van de reizigers in (2) is het gevolg van een algemeen streven van taalgebruikers. Zij willen informatie in de zin zo goed mogelijk presenteren. De beste verdeling wordt bereikt door datgene waarover
Soms heeft een ongrammaticale zin reden van bestaan.
je het wilt hebben, voorop te zetten. Nieuwe informatie volgt dan in het tweede deel van de zin en heeft betrekking op het onderwerp. In zin (3) is de informatieverdeling ongelukkig. Het doel van de mededeling is iets duidelijk te maken over de reizigers, namelijk dat ze eruit moeten. Dat zinsdeel staat niet vooraan, maar is gerangschikt bij de nieuwe informatie. De boodschap komt zo niet goed over. Vandaar dat de zin De reizigers wordt verzocht uit te stappen informatief optimaal, en daarnaast grammaticaal is.