● Schitterende kaalheid
De vraag ‘Vanuit welk perspectief wordt dit verhaal verteld?’ is eigenlijk te grof, legt Sanders uit. Perspectief kan per zin en zelfs binnen een zin wisselen. In de zin ‘Jan denkt dat er een beer in de keuken zit’, introduceert de verteller een personage, Jan. Daarna wordt er een deurtje geopend naar een andere werkelijkheid, de gedachten van Jan over zijn keuken. Dat daar een beer in zit, moet de lezer maar aannemen op gezag van Jan. Op die manier analyseert Sanders iedere tekst als een reeks ‘mentale ruimtes’ die met elkaar verbonden kunnen worden door werkwoorden als denken en vertellen.
Een voorbeeld uit de bijbel: de weduwe Ruth wil de rijke Boaz overhalen om haar te trouwen. ‘Toen nu Boaz gegeten en gedronken had, en zijn hart vrolijk was, kwam hij om zich neer te leggen aan het uiteinde van de korenhoop. Daarop kwam zij stil nader, sloeg zijn voetendek op en legde zich neer. Het gebeurde nu te middernacht, dat de man wakker schrok en om zich heen greep en zie, daar lag een vrouw aan zijn voeteneind.’
Sanders: ‘In de eerste zin ligt het perspectief bij Boaz. Daarna verschuift het naar Ruth: Boaz merkt niet dat zij stilletjes naar hem toekomt. In de laatste zin ligt het perspectief weer bij Boaz, nu zo sterk dat we zelfs door zijn ogen kijken. Daarom staat er niet dat Ruth daar lag, maar “een vrouw”, want Boaz herkent haar niet.’
‘Bijbelpersonages in het Oude Testament’, zegt Sanders, ‘dénken niet; ze praten of ze doen. Als ze al denken, staat er iets als “zeggen bij zichzelf”. Doordat gedachten meestal niet verteld worden, wordt er ontzettend veel aan je fantasie overgelaten. Die kaalheid vind ik schitterend.’