een neutraal woord voor ‘zich inspannen, moeizaam leven, van de hand in de tand leven’. Jongeren gebruiken wakaman voor ‘iemand die stoer rondloopt en in zijn levensonderhoud voorziet door te hosselen’ (M. Hofkamp, W. Westerman, Aso's, bigi's, crimi's... Jongerentaalwoordenboek, Baarn 1989).
J. Kuitenbrouwer (Turbotaal, Amsterdam 1987) veronderstelt dat wreed en strak in sommige betekenissen uit kringen van Surinamers komen. Strak wordt gebruikt voor alles wat deugt: een hele strakke ‘een mooi doelpunt’, een strak lichaam ‘goedgetraind’. Wreed wordt gebruikt in uitdrukkingen als een ongelooflijk wreed hifi-setje. In het Surinaams-Nederlands betekent wreed ‘pijnlijk, vervelend’, maar ook ‘net goed, lekker puh’ en ‘goed, mooi’. Wreed zou afgeleid zijn van wrede bok, ook wel kortweg bok, een verwijzing naar de ‘Spaanse bok’, de wijze waarop slaven in het oude Suriname werden vastgebonden als ze lijfstraf kregen. Anderen menen dat wreed afkomstig is uit het Vlaams of Zeeuws-Vlaams (een wrieëd schoon meisje is heel knap), maar ook beide afkomsten kunnen tegelijkertijd een rol spelen bij de populariteit van het woord.
Ten slotte vinden we Surinaamse woorden in de homoscene. A. Joustra (Homo-erotisch woordenboek, Amsterdam 1988) en Kunst en Schutte (1991) noemen als voorbeelden van Surinaamse invloed: boeler ‘flikker’, met de afleidingen boelerbeest ‘homojongen’ en boelslurf ‘penis’, grietie ‘wrijven’ (als seksuele handeling), hantiman ‘in onbruik geraakt Surinaams woord voor homoseksueel’, kompe ‘boezemvriendin, lesbienne’, mati ‘lesbienne’ en de samenstelling matispel, oemawedje ‘homo’, en par weri ‘gelijke kleding’ (het dragen daarvan is een onderdeel van het matispel), schuren ‘zich tegen elkaar aandrukken met kleren aan, bedrijven van de lesbische liefde’ en de samenstelling schuurmeid. Ook van deze woorden kan ik niet beoordelen of ze daadwerkelijk gebruikt worden.