dere landen staat het ook regelmatig op het repertoire. Leuk hè?’
Hoe pak je het tegenwoordig aan?
‘Eerst lees ik een tekst een paar keer goed door; dan gebruik je ook je visuele geheugen. Daarna spreek ik mijn rol een beetje neutraal in op een cassettebandje. Daarop neem ik de hele tekst op, maar in kleine stukjes. Van ingewikkelde clausen spreek ik twee regels twee keer na elkaar op de band in. Dan weer een regel erbij en dan herhaal ik ze alle drie, enzovoort. Lastige passages schrijf ik ook op een papiertje, zodat ik die altijd bij me heb. Ik zet 's morgens het bandje aan als ik koffie zet, als ik in bad zit en tijdens het scheren: al luister ik niet de hele tijd geconcentreerd, ik houd me toch bezig met de tekst. Ik ga ook over straat met de walkman op. Soms onthoud ik zelfs de plekken waar ik een stuk tekst heb geleerd. Bij de Weteringschans “zat” die tekst ineens, en als ik bij die passage ben aangekomen, dan kun je een klein beetje Weteringschans door mijn tekst heen horen.
Het stampen doe ik 's morgens: een half uur lang alleen maar die tekst. Dat is vervelend, want ik moet steeds opnieuw beginnen. Vroeger al bij de zondagsschool, waar we elke week een versje moesten leren, moest ik mezelf er altijd toe dwingen. Die concentratie opbrengen kost me nog steeds veel moeite. Als ik de tekst al een beetje ken, spreek ik hem uit mijn hoofd ook een keer met emoties in op een bandje om te horen of het goed klinkt. Zo werk ik twee tot drie maanden tussen het spelen van een ander stuk door, maar ik doe er graag iets langer over.
Het nadeel van werken met een bandje is dat je je visuele herinnering mist. Zo van: na het omslaan bij bladzijde zeven komen nog maar twee regels, die allebei met een lang woord beginnen. En als je een leesfout of een verkeerde intonatie op je oefenbandje hebt staan, blijft die ook snel in je hoofd haken. Het probleem is bovendien dat je de tekst zo blanco mogelijk moet instuderen: zonder al te veel interpretatie en emotie. Die moeten pas bij het repeteren komen. Je kunt een tekst beter onthouden als je weet waar je dan staat en naar wie je kijkt, wat je daarbij voelt, wat je op
“Ik ga ook over straat met de walkman op. Soms onthoud ik zelfs de plekken waar ik een stuk tekst heb geleerd.”
dat moment in je hand hebt.’
Wat vind je moeilijke teksten om te leren?
‘Komrij leren is een verschrikking. Die ingewikkelde zinnen van hem haat ik soms. Wij hebben Richard III en Timon van Athene in zijn vertaling gedaan. “Kwam ik uladies één uur later tegen, dan mocht ik u, geachte hertogin, als moeder en gelukkige ooggetuige begroeten van twee mooie koninginnen. Mevrouw, u moet zich haasten naar Westminster, daar kroont men u als Richards koningin.” Kan het nog gekunstelder? Of wat dacht je van: “Wat zag u van zijn ziel aan zijn gezicht door de expressie die het had vandaag?” Dan denk ik tien regels te kennen en de volgende dag weet ik er geen een meer. Moet ik weer helemaal opnieuw gaan beginnen, en de volgende dag wéér helemaal opnieuw. Als je Komrij's tekst eenmaal kent, is het mooi hoor, maar het kost wel erg veel moeite. Zeker nu ik wat ouder word. Ik moest zelfs in de oude Shakespeare-vertaling van Burgersdijk kijken om het te snappen. Versvormen vind ik sowieso moeilijk om uit mijn hoofd te leren.’
Helpen rijm en metrum dan niet bij het onthouden?
‘Ik ben nu met Phaedre bezig, en als ik dat te ritmisch uit mijn hoofd leer, zoals ik dat vroeger van Ton Lutz en Johan de Meester heb geleerd, ben ik bijna vergeten waar het over gaat. Ik ben dan te veel met de alexandrijn-vorm in de weer: patom-patom-patom-patom-torom-tomtom-torom- tomtom. Natuurlijk helpt metrum wel bij het instuderen, want het valt eerder op als je een woord vergeet. Maar als ik het leer met die dreun kost het me heel lang om die dreun weer weg te krijgen, want die mag natuurlijk niet blijven hangen. Dus nu probeer ik het weer denkend uit mijn hoofd te leren, zodat ik beter weet waar het over gaat, anders wordt het Chinees. Ik vind versregels vaak wel mooi.’
Zijn er ook gemakkelijke teksten?
‘Teksten van Gerardjan Rijnders zijn gemakkelijk te leren. “Je kan niet met de kinderen omgaan. Je reageert alles af op de kinderen. Ik wil aandacht. Ik wil een baan. Ik wil bevestiging. En Netty mag niet op drumles. Veel te veel herrie. Ze mag op accordeonles, geen drumles. Dat is niet voor meisjes, dat is voor jongens.” Dat had ik er zó in, omdat het zo simpel is en omdat je kunt meedenken en meevoelen. Wat je niet snapt, is heel moeilijk te onthouden.’
Je hebt Maarten gespeeld in de verfilming van Hersenschimmen van J. Bernlef. Maarten is aan het dementeren. Hij raakt langzaam maar zeker zijn geheugen kwijt, terwijl hij zich dat realiseert. ‘Om te zien moet je eerst iets kunnen herkennen. Zonder herinnering kun je alleen maar kijken. Dan glijdt de wereld spoorloos door je heen.’
‘Ik herkende het van mijn moeder, die werd ook dement. Zij wist na een tijdje niet meer wie ik was, herinnerde zich niets meer, kon niet meer praten, stak alles in haar mond, tot en met de bloemen die ik haar gaf. Ze was op het laatst niet meer dan een plant; zo heeft ze nog twee jaar geleefd. Ik heb zelf gelukkig nog geen last van dementie, maar ik ben er wel bang voor.’