Het ondoorgrondelijk(e) bijvoeglijk(e) naamwoord
A. Blom - sectie Toegepaste Taalkunde, TU Delft
Zijn goed recht of zijn goede recht? Een geheim agent of een geheime agent? De regel is toch ‘met een e’? Een speurtocht naar het verdwijnen van deze geheimzinnige e.
Zijn goed recht, het Europees parlement, de toegevoegd docent, de geheim agent, een goed huisvader, hun kort gesprek: allemaal gevallen waarin men ook - geheel in overeenstemming met de regels - de verbogen vorm van het bijvoeglijk naamwoord had kunnen gebruiken: goede, Europese, geheime, enz. De ónverbogen vorm gebruiken we volgens die regels immers alleen bij onzijdige zelfstandige naamwoorden (‘het-woorden’) die bovendien onbepaald zijn, zoals in een vreemd geval, ieder klein kind, of niet bepaald, zoals in dor gras, winters Amsterdam, heel Nederland. Maar de voorbeelden hierboven zijn niet onzijdig en niet onbepaald. Waarom spreken we dan toch meestal niet van zijn goede recht, en verbiedt het Stijlboek van de Volkskrant zelfs het Europese Parlement? Gaat het hier om ‘min of meer vaste combinaties’ zoals de Algemene Nederlandse Spraakkunst op blz. 328 suggereert? Hebben wij ze stuk voor stuk uit het hoofd geleerd, en moeten we iemand die zich het Nederlands eigen probeert te maken maar aanraden dat ook te doen?
Hoe meer gevallen je bekijkt, des te sterker wordt de indruk dat er een systematisch betekenisverschil bestaat tussen de varianten met en zonder de buigings-e. Bovendien komen er voortdurend nieuwe combinaties bij: het allochtoon videocircuit, een bijklussend hoogleraar, een liberaal ironicus, en ook het ondoorgrondelijk verschil. Is er wellicht toch iets meer te zeggen over al die gevallen, iets waarmee we ook de nieuwkomer in ons taalgebied van dienst kunnen zijn?