Compatibeler?
Dik Brummel - Den Haag
In een op grote schaal verspreide reclamebrochure van Apple-Macintosh staat in koeieletters:
Hij is krachtiger dan een PC.
Gebruiksvriendelijker dan de Macintosh.
En compatibeler dan beide.
Compatibeler? Ik vraag me af hoe ik dat woord moet uitspreken. Aan de heer Warbout van AM Nederland (een van de in de brochure genoemde dealers) vraag ik: ‘Moet ik kompéttebeler of kompettíebeler zeggen? Of moet het misschien meer kompettebel zijn? Hoe doet ú dat, bijvoorbeeld bij een presentatie?’
Tja. Het zal hem worst wezen, maar hij wil deze halve gare niet voor het hoofd stoten. ‘Ik heb het alleen door een Belg horen uitspreken, en die zei kompettíebeler. Maar voor het Nederlands is meer kompéttebel zoals u zegt misschien wel het beste. Doet u dat maar gerust. Dag meneer.’
Ik ben er nog niet uit. Er komt namelijk nog een zorgwekkende gedachte bij me op. Kun je van compatible eigenlijk wel een vergrotende trap maken? Is het niet net zo'n absoluut bijvoeglijk naamwoord als uniek of gelijk of fotografisch? Een installatiebedrijf zou toch ook een wat misplaatst opschepperige indruk maken als het zou beweren nog elektrotechnischer te zijn dan de collega? Aan de andere kant kan ik me bij de vergrotende trap van compatible wel iets voorstellen: de nieuwe Macintosh heeft kennelijk ‘nog meer aansluitmogelijkheden’ of ‘kan met nog meer software werken’. Dat had er dus ook kunnen staan. Maar zou het net zo - hoe zal ik het zeggen - ‘flink’ gestaan hebben?
Zou compatibeler een woord kunnen worden dat wel op schrift kan bestaan maar dat niet wordt uitgesproken? Verdraagt de taal zoiets of zal het geesteskind niet lang leven?
Ik ben benieuwd naar reacties van lezers.