| |
| |
| |
Cijfers in woorden
Ewoud Sanders
Vaak zie je in één oogopslag dat een woord als gastheer optreedt voor een cijfer. Zo zullen ook mensen die nooit op het strand komen, weten uit hoeveel delen een monokini bestaat. De bi- in bikini heeft trouwens niets te maken met het Frans/Latijnse voorvoegsel voor ‘twee’; dit badpak is in 1946 door de Franse ontwerper ir. Louis Réard (1897-1984) zo genoemd naar het atol Bikini, waar kort daarvoor Amerikaanse atoomproeven waren gehouden. Réard ging er terecht van uit dat het eerste navelonthullende badpakje zou inslaan als een bom.
Monocle, monomaan, unicum, unisono - met een beetje kennis van vreemde talen geven deze woorden meteen hun betekenis prijs. Maar bij andere woorden zit het cijfer soms zo goed verstopt dat het slechts kan worden blootgelegd door een professionele taalarcheoloog, door een specialist in bijvoorbeeld het Oud-indisch, het Gotisch, het Perzisch of het Hebreeuws.
Hoeveel cijferwoorden het Nederlands telt, is niet bekend. Een onderzoekje leert dat het er vele honderden moeten zijn. Hier volgt slechts een kleine greep uit woorden met cijfers van 1 t/m 10, de meeste relatief onbekend, sommige iets bekender. Een belangrijke bron vormde het etymologisch woordenboek van Van Dale, aangevuld met enkele andere naslagwerken.
| |
1
Allengs
In de 16de eeuw schreef men allengsken, in het Middelnederlands aleenskine, wat is gevormd uit al ‘geheel en al’ en eenskine, een verkleiningsvorm van één. Het betekende dus eigenlijk ‘bij één tegelijk’ ofwel ‘stuk voor stuk’. Onder invloed van het woord lang is de huidige betekenis ontstaan: ‘langzamerhand’.
| |
Geen
Het ligt zo voor de hand dat je er niet meteen op komt, maar geen betekent natuurlijk ‘niet één’. In het Middelnederlands schreef men nog negheen (omstreeks 1237).
| |
Unaniem
In het Frans - waaruit wij het leenden - in de 15de eeuw in gebruik geraakt, hoewel het eerder werd opgetekend. Gaat terug op het Latijn unanimus ‘eensgezind’, een samenstelling van unus ‘één’ en animus ‘ziel, geest, oordeel, bedoeling, gevoel, gezindheid’.
| |
2
Beschuit
Vernederlandsing van het Franse biscuit, een samenstelling van bis ‘tweemaal’ en cuit, het verleden deelwoord van cuire ‘koken, bakken’. Biscuit betekent dus ‘tweemaal gebakken’. Biscuit en beschuit handhaafden zich in het Nederlands naast elkaar doordat ze een verschillende betekenis kregen. Beschuit wordt trouwens nog steeds tweemaal gebakken.
| |
Bit
Een van de vele computertermen die we recentelijk uit het Engels hebben geleend. Bit is een samentrekking van binary digit ‘tweetallig cijfer’. Het is ouder dan menigeen denkt: een zekere J.W. Tukey vormde dit woord al omstreeks 1948.
| |
Combineren
Wij leenden dit woord uit het Frans, waar het teruggaat op het Latijnse combinare ‘twee aan twee samenvoegen, verkeren met’, van con ‘samen’ en bini ‘elk twee, twee tegelijk, dubbel, een paar’. Bini is verwant met bis ‘tweemaal’, een woord dat je alleen nog in de concertzaal hoort.
| |
Dubieus
Is onder invloed van Franse woorden op -eux gevormd van het laat-Latijnse dubiosus ‘twijfelachtig, onzeker’. Dit komt van dubius ‘besluiteloos, onbeslist, geneigd naar twee kanten’. Het eerste lid is duo ‘twee’.
| |
Twijfel
Afgeleid van twee, ofwel ‘het weifelen tussen twee dingen’. Voor het eerst opgetekend in de 13de eeuw. Twijfel houdt etymologisch verband met twist ‘tweestrijd’.
| |
3
Sitar
De overlevering wil dat de sitar in de 13de eeuw is uitgevonden door Amir Khusru uit Delhi. Tegenwoordig telt dit instrument zeven snaren, maar we weten zeker dat dat er vroeger vier minder waren. Sitar gaat namelijk terug op het Perzisch setār ‘driesnarig’, van se ‘drie’ en tār ‘snaar’.
| |
Teerling
Tegenwoordig voornamelijk bekend van de woorden die Caesar sprak toen hij de Rubico, de grensrivier van Italië, overstak om de burgeroorlog te beginnen: ‘de teerling is geworpen’. Gaat naar alle waarschijnlijkheid terug op een spelletje met dobbelstenen dat in het Oudfrans faire terne heette: je moest met elk van de drie stenen hetzelfde getal gooien, of met alle stenen drie gooien. In het Latijn betekent terni ‘telkens drie’ (van tres ‘drie’). Er werd meestal met drie stenen gespeeld.
| |
Testament
Gaat volgens sommigen uiteindelijk terug op het Latijnse testis ‘getuige’, dat is samengesteld uit een met tres ‘drie’ verwant element plus stare ‘staan’. Testis is dus letterlijk de derde die erbij staat. Overigens is testikel ‘zaadbal’ weer afgeleid van een verkleinvorm van testis.
| |
4
Cahier
Vanzelfsprekend ontleend aan het Frans, waar ze in de 13de eeuw nog quaier schreven. Hierin is nog iets te herkennen van het Middellatijnse quaterna, quaternio ‘katerntje van vier velletjes, boekje’, dat weer is ontstaan
| |
| |
uit klassiek-Latijn quaterni ‘ieder vier, telkens vier’. Uiteindelijk dus van quattuor ‘vier’.
| |
Kader
Aan het begin van de 19de eeuw aan het Frans ontleend, een voortzetting van Latijn quadrum ‘vierkant’, afgeleid van quattuor ‘vier’.
| |
Kazerne
Oorspronkelijk stond kazerne voor een kleine kamer voor enkele mannen van de nachtwacht. In het begin van de 18de eeuw ontleend aan het Frans caserne ‘onderkomen voor vier soldaten’, dat via het Provençaals teruggaat op Latijn quaterni ‘ieder vier, telkens vier’. Onder Lodewijk XIV veranderde de kleine kazerne in een groot complex om soldaten te legeren.
| |
5
Kienen
In de 19de eeuw een populair lottospel. Afgeleid van het Franse quine ‘vijf’, dat werd geroepen door een speler met vijf opeenvolgende nummers. Ter Gouw schreef in 1870: ‘De hofjesjuffrouwen en keukenmeiden vermaken zich met kienen; lieden van hooger beschaving met het edele kaarteblad.’ Kienen kreeg volgens Van Dale in de volkstaal de betekenis ‘geslachtsgemeenschap hebben (met iem.)’.
| |
Punch
Wordt al veel langer gedronken dan menigeen denkt. De vroegste bewijsplaats in het Nederlands dateert uit 1721. Geleend uit het Engels, waar het al sinds 1632 voorkomt. Naar alle waarschijnlijkheid ontleend aan het Hindi pānch ‘vijf’. Oorspronkelijk bevatte punch vijf ingrediënten: alcohol, water, citroensap, suiker en kruiden.
| |
6
Semester
Ontleend aan Latijn seme(n)stris ‘zesmaandelijks’, een samenstelling van sex ‘zes’ en mensis ‘maand’. Ons trimester komt vanzelfsprekend van het Latijn trime(n)stris ‘drie maanden durend’, van tri- ‘drie-’ en mensis ‘maand’.
| |
Siesta
Wat is het ideale tijdstip voor een siësta? Het heetste uur van de dag. In landen mét zon, zoals Spanje, begint het zes uur na zonsopgang flink heet te worden. Het Spaanse siesta gaat dan ook terug op Latijn sexta (hora), ‘het zesde (uur)’.
| |
7
Heptameter
‘Er is| een gro|te nor|se ne|ger in| mij neer|gedaald’ is een bekend voorbeeld van een heptameter (van Lucebert), een versregel die uit zeven voeten bestaat. Heptameter is een samenstelling van Grieks hepta ‘zeven’ en metron ‘maat, versvoet’.
| |
September
Het Romeinse jaar begon oorspronkelijk met maart. Dat maakt september de zevende maand, van septem ‘zeven’. Oktober komt van Latijn octo ‘acht’, november van novem ‘negen’ en december van decem ‘tien’. In 153 v.Chr. schoof alles op, maar de oude namen bleven gehandhaafd.
| |
8
Octaaf
In het Frans al sinds de 12de eeuw. Gaat terug op Latijn octava (pars) ‘achtste (deel)’, van octo ‘acht’.
| |
Octopus
Van het Griekse oktōpous ‘met acht voeten’, een samenstelling van oktō ‘acht’ en pous ‘voet’. De Kretenzers mochten hun vazen graag versieren met afbeeldingen van de achtarmige inktvis.
| |
9
Noen
In de oudheid stond men 's morgens om zes uur op. Het negende uur was dan drie uur 's middags. De Romeinen zeiden (hora) nona ‘negende (uur)’ (van novem ‘negen’). Via omwegen namen wij dit over als noen ‘middag(maal)’.
| |
Noveen
Periode van negen dagen. Gaat terug op Latijn noveni ‘ieder negen, telkens negen’, van novem ‘negen’.
| |
10
Decaan
Afgeleid van Latijn decanus ‘hoofdman over tien’. Gaat terug op het Grieks deka ‘tien’. Zo'n bevelhebber was oorspronkelijk ‘leider van tien’, bijvoorbeeld van tien schepen.
| |
Decimeren
‘Ter dood brengen, uitdunnen.’ Ontleend aan Frans décimer, dat teruggaat op Latijn decimare, van decimus ‘tiende’. Romeinse soldaten werden bij misdragingen als volgt gestraft: zij moesten aantreden, waarna op de rij af elke tiende soldaat werd gestraft, of in ernstige gevallen geëxecuteerd.
| |
Dixieland
Naar alle waarschijnlijkheid ligt het Franse dix ‘tien’ ten grondslag aan het woord dixieland. Dat zit zo. In het tweetalige New Orleans werd omstreeks 1850 een tien-dollarbiljet uitgegeven met op de achterzijde in grote letters dix. ‘Dixie Land’ werd daarop een spotnaam voor New Orleans, later voor alle zuidelijke staten. Het begrip kreeg grote populariteit door een liedje uit 1859 van Daniel Emmett. Hans Dijkstal verklaarde onlangs in NRC Handelsblad: ‘Dat dixieland-imago van de VVD zit me een beetje dwars.’
| |
Joetje
Een Bargoens woord voor tientje, dat zich een plaats heeft verworven in het ABN. Komt van de Hebreeuwse letter yōdh (j), die als getalwaarde tien heeft. Is verwant met jad ‘hand’; de Hebreeuwse j heeft namelijk de vorm van een hand. Voorbeeldzin uit een oud Bargoens woordenboekje: Hij heeft er al beis joetjes opzitten, ofwel ‘hij zit al 20 jaar in de bak’.
Met dank aan Nicoline van der Sijs
|
|