Lijftelwoorden
Ton van der Wouden - Groningen
Op 21 januari 1995 kwamen Nederlandse taalkundigen bijeen in Utrecht op de TIN-dag (= Taalkunde in Nederland). Een van de vele sprekers was de Amsterdamse onderzoeker Lourens de Vries, die verslag deed van veldwerk in Papoea-Nieuw-Guinea.
Sommige van de circa duizend(!) talen op dit eiland hebben een telwoordsysteem dat op een interessante manier afgeleid is van het menselijk lichaam. Nu is een relatie tussen tellen en lichaam niets bijzonders: dat het Nederlands een tientallig stelsel heeft, heeft alles te maken met het feit dat we tien vingers hebben. En het woord vijf schijnt etymologisch verwant te zijn met vuist.
Maar sommige van de talen die door De Vries zijn onderzocht, tellen niet alleen vingers. In het Kombai bijvoorbeeld gebruikt men voor het getal 1 het woord raga, ‘pink’. Rechtshandige sprekers vouwen hierbij met hun rechterhand de linkerpink. Ringvinger is 2, middelvinger is 3, wijsvinger 4 en duim 5. 6 is echter go, ‘pols’, waarbij men naar de linkerpols wijst. 7 is onderarm, 8 is binnenkant elleboog, 9 bovenarm, 10 schouder, 11 oor en 12 kruin. Nu pas is rechts aan de beurt: 13 is imofo ruro ‘oor aan de andere kant’, 14 is ‘andere schouder’, en zo daalt men weer af, terwijl men steeds het corresponderende lichaamsdeel aanwijst. Het hoogste getal is imofo raga ‘andere pink’, 23.
Volgens De Vries was dit het complete telsysteem van het Kombai. Maar de geïsoleerde gemeenschap had ook geen hogere getallen nodig: ‘een varken kostte 10 schelpen, en de bruidsschat voor een vrouw was 22, en daarmee heb je de voornaamste transacties wel gehad’.