● Keelziekte
Voor zijn onderzoek - dat hij dit najaar wil afronden - gebruikt Van de Velde de stemmen van 68 sprekers die te horen zijn in radioreportages van 1935 tot 1993. Mannenstemmen, omdat vrouwelijke verslaggevers in de jaren dertig en veertig niet voorkwamen. Alle opnamen gaan over sport of over het koningshuis. Tot ongenoegen van Van de Velde en andere taalkundigen is namelijk het meeste geluidsmateriaal uit de beginjaren van de radio vernietigd. Wat rest, zijn enkele nationale hoogtepunten: koninklijke huwelijken, troonswisselingen, koninginnedag en prinsjesdag, belangrijke sportwedstrijden.
De grafieken en tabellen van Van de Velde laten zien dat onze g's volledig stemloos geworden zijn, en ook schrapender. ‘Het weeg: gegen, gegen, gegen’, zegt Erwin Kroll. De onderzoeker: ‘Daar werd al in de jaren dertig over geklaagd, ook door Nederlanders. De taalkundige Van Haeringen schreef dat dat geschraap hem deed denken aan mensen met een ernstige keelziekte.’
Vuur en zoen worden steeds vaker uitgesproken als fuur en soen: ook de v en de z worden stemloos, de eerste wat sneller dan de laatste. Ook de klinkers ee en oo zijn vrijwel ongemerkt van karakter veranderd. Werden die in de jaren dertig nog uitgesproken als één zuivere klinker, zestig jaar later zijn het tweeklanken geworden: de ee neigt licht naar ij (niet zee maar zeej), de oo naar de ou (mooulen in plaats van molen). Die verschuiving begon in de jaren vijftig en hield halt omstreeks 1980. Van de Velde voorziet niet dat ee en oo in de toekomst samenvallen met ij en ou: die uitspraak blijft als plat gelden.
In lichte mate van klinkers tweeklanken maken is daarentegen niet alleen volkomen aanvaard, maar zelfs gepast. Toen Paul Witteman op het Onze-Taalcongres in 1993 de Groenman-taalprijs kreeg uitgereikt voor zijn heldere taalgebruik, wees de jury op zijn onzuivere klinkers (looupe en weejte). Witteman kreeg lof toegezwaaid omdat hij deze ‘nieuwe Gooise media-uitspraak’ vlot gebruikt, ‘zonder in slordigheid te vervallen en zonder precieus te klinken’.
Is dat dus hoe het moet? Bestaat er nog wel een standaardtaal in Nederland? Van de Velde: ‘Er is een standaardtaal, maar die vertoont veel variatie. Die ene standaard is er niet meer en gaat er ook niet meer komen.’ Wie vaste normen zoekt, moet in Vlaanderen zijn: ‘In Vlaanderen is bijna niets veranderd in de uitspraak van de standaardtaal, die in de jaren dertig is gevormd door de BRT, gemodelleerd naar de toen gangbare uitspraak in Nederland.’ Wie afstemt op de BRT kan dus een aantal Nederlandse klanken van zestig jaar terug beluisteren.